1 mei komitee logo
concurrentie positie 32

‘de concurrentie positie van de export is in gevaar’

En daarom moet en zal steeds weer loon gematigd worden. (25. loonmatiging propaganda)
Een eeuwig terugkerend stokpaardje van de AWVN, de organisatie die bij driekwart
van alle cao’s namens de ondernemers onderhandelt.
Toch, het is een drogreden.
Voorbeelden die aantonen dat de werkelijkheid anders is


1 mei komitee logo

15.

Massale verplaatsing van produktie vanuit Europa naar het verre Oosten kent nadelen die zwaar zijn onderschat. Door de corona lock-down eind 2019, begin 2020 in China stokte daar de produktie en dus ook de aanvoer naar Europa.

Produktieketens gespreid over grote delen van de wereld bleken plotseling hoogst storing gevoelig te zijn:

  • a. De afhankelijkheid van just-in-time levering maakt kwetsbaar. Toen de aanlevering van halfproducten en onderdelen vanaf de andere kant van de wereld stopte, viel in Europa en ook Nederland een deel van de detailhandel en maak industrie stil. De fabricage van stekkerauto’s in Europa bleek sterker dan gedacht afhankelijk te zijn van China en Zuid Korea;
  • b. Als leveranciers van bepaalde halffabricaten uit slechts één regio komen, kan een regionale calamiteit alles doen stoppen, zoals dat gebeurde bij de Europese auto industrie en farmacie;
  • c. Het altijd voor de laagste prijs gaan, kan verrassende nadelen hebben, het ontregelde bijvoorbeeld de toelevering van mondkapjes en vele andere medische hulpmiddelen zoals beademingsapparatuur en ic-bedden in heel Europa.

Om continuïteit van produktie en levering te kunnen garanderen bleek ineens èn spreiding van leveranciers èn produktie dichter bij huis nodig. Transport zekerheid en een minimaal nivo van aan te houden voorraden zijn andere kwetsbaarheden bij offshoring.

In de 21e eeuw is de verkrijgbaarheid van medicijnen in Europa steeds sterker afhankelijk van basisprodukten die voornamelijk en het goedkoopst worden gemaakt in China en India.
Doordat zorgverzekeraars jagen op de laagste kosten in de zorg, resulteert dat in een vergrote afhankelijkheid van een beperkt aantal leveranciers aan de andere kant van de wereld. Bij een leveringsstop -door wat voor oorzaak dan ook- zijn sommige medicijnen dus zomaar niet meer leverbaar in Nederland.

afhankelijkheid van produktie aan de andere kant van de wereld is riskant

Globalisering heeft zo zijn beperkingen voor de continuïteit van beschikbaarheid, ook al heet het nog zo efficiënt te zijn en zelfs hogere welvaart op te leveren. Die hogere welvaart beperkt zich trouwens altijd tot slechts enkelen.
Daarbij, vergrote welvaart voor de één is altijd gebaseerd op de armoede en uitbuiting van een ander, ook als die ander aan de andere kant van de wereld woont en daardoor niet zo zichtbaar is.


14.

In november 2013 constateert de Europese Commissie voor de zoveelste keer dat in Nederland
te sterk wordt ingezet op loonmatiging. Terwijl dat voor de concurrentiepositie helemaal niet nodig is. Want, zegt de Europese Commissie, de loonontwikkeling in Nederland blijft achter bij
die van de andere Eurolanden.

grafiek 32-15
bron: Europese Commisssie

13.

Te pas en te onpas wordt het verhaal opgehangen dat bedrijven net zo makkelijk hun produktie verplaatsen naar het buitenland. Vooral bedoeld om het personeel angst aan te jagen opdat het zich dienstbaar opstelt. Voor grote produktie eenheden van multinationals, georiënteerd op de wereldmarkt kan zo’n verplaatsing aan de orde komen zodra een fabriek is afgeschreven.

Voor bedrijven die gebaseerd zijn op de Nederlandse markt, de Nederlandse omgangsvormen
en het Nederlands vakmanschap pakt zo’n verplaatsing maar al te vaak rampzalig uit.

Volgens een CPB studie van augustus 2013 leidt het verplaatsen van kernactiviteiten van een bedrijf tot wel 10% produktiviteitsverlies. Vooral omdat verschillen in cultuur,
in wet -en regelgeving en helemaal de complexere coördinatie onderschat wordt.
Zo kwam alleen al in 2010 17% van de bedrijven die hun produktie verplaatst hadden daar weer op terug.

Vooral kleinere bedrijven halen produktie terug naar Nederland.
De volgende redenen worden daarvoor opgegeven.

  1. Bij het besluit tot verplaatsen van produktie is alleen gekeken naar de pure loonkosten
    in Nederland, vergeleken met die in het buitenland. Typische managementfout om andere konsekwenties te veronachtzamen.
  2. Niet aan gedacht dat de produktiekosten ook in het gekozen buitenland vroeg of laat stijgen.
  3. De transportkosten naar Nederland zijn harder opgelopen dan gedacht.
    Zij het door andere tariefstelling van containerrederijen, zij het door een hogere olieprijs.
  4. Te lange levertijden, door het transport zelf van minstens een maand, danwel het wachten op groupage.
  5. Tegenvallend produktiviteitstempo in het gekozen buitenland.
  6. Miskenning van culturele verschillen en de taal barriere.
  7. Lichte veranderingen in de wisselkoersen haalden het hele bedrijfsplan onderuit. (49. valuta)
  8. Onderschatting van de omvang en noodzaak van een complexere coördinatie, bij produktie op afstand.
  9. Voor personeel gedetacheerd vanuit sociale werkplaatsen wordt in Nederland door gemeenten een aanmerkelijke loonsubsidie verstrekt. (61. bestaansminimum)

12.

Regelmatig klaagt het bedrijfsleven over onhoudbaar stijgende lonen in Nederland,
waardoor hun export positie in gevaar komt.

Kijk dan eens naar de arbeidskosten in Nederland -per eenheid produkt- en vergelijk dat met het concurrerend buitenland. Het CPB geeft zulke cijfers voor de periode 1999 tot en met 2011.


grafiek 32-14
bron: cpb mev 2013

conclusie:
  • de kosten voor arbeid in de maakindustrie fluctueren inderdaad,
    maar blijven op de langere termijn op eenzelfde nivo, dalen zelfs iets;
  • na 2009 zijn de arbeidskosten in Nederland juist sterk gedaald ten opzichte van die in concurrerende landen;
  • de concurrentiepositie van ‘Nederland’ is deze eeuw nog nooit in gevaar gekomen door de loonontwikkeling;
  • klachten van managers en ondernemers in de maakindustrie over het te hoge loonivo zijn dus niet serieus te nemen.

En ach, managers en ondernemers hebben er alle belang bij om hoe dan ook de lonen laag
te houden.


11.

Volgens opgaven van Eurostat was Nederland in 2011 de op 1 na grootste exporteur binnen
de eurozone. Nog vóór Frankrijk, Italië en Spanje. Dat geeft aan dat de exportpositie van Nederland veel sterker is dan wordt toegegeven.


grafiek 32-13
bron: Eurostat

Binnen de eurozone wordt stevig geëxporteerd van Noord Europa naar Zuid Europa.
Vergeleken met de grootte van de economie, slaat een uitzonderlijk grote export opbrengst neer in uitgerekend Nederland. Veel meer dan in andere landen in de eurozone.


grafiek 32.img12.gif

grafiek 32-11
bron: Eurostat

  • Dit betekent dat Nederlandse bedrijven bovenmatig profiteren van het financieel leegtrekken van de economieën van de zuidelijke eurostaten.
  • 2.Dit kan alleen doordat de loonkosten in Nederland veel lager liggen dan in de meeste landen binnen de eurozone.(45. loomsomstijging)

Dramatische verhalen dat loonmatiging in Nederland noodzakelijk is om deze concurrentiepositie verder te versterken, het is slechts machtspolitiek gericht tegen loontrekkenden in Nederland. Welk winstnivo er ook gehaald wordt, het zal toch nooit genoeg zijn. (11. nettowinst in Nederland)


10.

Regelmatig verkondigt de ondernemerslobby VNO dat loonmatiging noodzakelijk is om de Nederlandse concurrentiepositie te beschermen.
Voor een duurzame economie is het tegendeel waar.

grafiek 32-10
bron: cbs

De waarde van de Nederlandse export is van 1990 naar 2009 toegenomen.
Vooral de bijdrage van de doorvoer aan de Nederlandse economie is gegroeid.
Sinds de eeuwwisseling beloopt deze handel ongeveer 40% van de economie.
Het vervelende van de verhoogde doorvoer is dat het alleen overslag en transport inhoudt.
Geldschieters van haven- en transportbedrijven verdienen daaraan, zeker.
Maar door de toenemende mechanisatie in die bedrijfstak levert het weinig tot geen extra werkgelegenheid op.

grafiek 32-09
bron: cbs

Extra werkgelegenheid die een beetje aantikt, komt er pas zodra er eerst bewerking in Nederland van de geïmporteerde ertsen en andere halfprodukten plaatsvindt, voordat er weer geëxporteerd wordt. Die toegevoegde waarde vanuit werk dat in Nederland is verricht, is belangrijk voor de houdbaarheid van de Nederlandse economie.

De volgende grafiek toont echter dat de toegevoegde waarde in de export juist afneemt.
De Nederlandse export wordt steeds meer doorvoerhandel zonder dat de bevolking van Nederland daar iets aan heeft.

grafiek 32-08
bron: cbs

Groei of afname van de Nederlandse export is bovenal afhankelijk van het nivo van de wereldhandel. Loonmatiging zal de export echt niet vergroten.
Wel de winst die op deze handel wordt gemaakt.

het loonnivo in Nederland is nauwelijks van invloed op de exportpositie

Voor de helft zit de exportgroei vanaf 1999 in ertsen, chemische en agrarische produkten.
Nederland wordt gebruikt als een draaischijf voor de handel in allerhande chemie,
ruwe olie en bijbehorende raffinageprodukten, cacao en veevoer.

Uitgezonderd 1980 boekt Nederland een alle jaren aanhoudend groot handelsoverschot.


grafiek 32.img07.gif

Dat kan alleen als het loonnivo in Nederland relatief laag is ten opzichte van de landen waarheen geëxporteerd wordt. Voor meer dan 70% zijn dat landen binnen de Eurozone.

kennelijk is Nederland een lage lonen land binnen de Eurozone

Dit geeft aan dat hogere lonen in Nederland best mogelijk zijn zonder de concurrentiepositie te schaden. Sterker nog, hogere lonen versterken de binnenlandse consumptie en maken daarmee de economie van Nederland juist duurzamer.

Aan de andere kant betekent het alle jaren hoge handelsoverschot dat Nederlandse banken en andere financiële instellingen stevig verdienen aan de leningen die bedrijven in andere Eurolanden bij hen zijn aangegaan om hun importen uit Nederland te kunnen betalen.

Vanaf 2010 hebben de Nederlandse geldschieters zoveel mogelijk hun risico’s in de zuidelijke Eurolanden aan de Nederlandse Staat overgedaan en hun resterend kapitaal daar met behulp van ECB leningen weggehaald. (58.-1.Grieksetragedie)

9.

Uit een interview met Jos Linssen, jachtbouwer die zijn produktie rationaliseert en niet verplaatst (Hiswa Magazine jan2006):

Laat je niet gek maken door ‘lage-lonenlanden’. Produktie verplaatsen is doorgaans symptoombestrijding. Je innoveert niet, maar verplaatst een verouderde produktiemethode naar een ander land. De ervaring leert bovendien dat landen die nu goedkoop zijn, dat op termijn niet meer zijn. Het is een heilloze weg en absolute kapitaalvernietiging. Want: alleen op de korte termijn worden de variabele kosten omlaag gebracht. Op langere termijn zullen de loonkosten in de nieuwe produktielanden onvermijdelijk stijgen, door valuta aanpassingen en door de zich bewust wordende loonafhankelijken.

Voor een produktie waarbij de loonkosten zeg maar slechts 20% van de totale kosten bedragen, wegen de lagere loonkosten niet zo gauw op tegen de extra transportkosten, andere logistieke problemen en culturele verschillen. Voor grote investeringen zijn het politieke klimaat –inclusief smeergelden-, de produktiviteit en de juridische bescherming van eigendom doorslaggevend.

8.

Zodra de export in omvang afneemt wordt door ondernemers beweerd dat hoge lonen
in Nederland daar schuldig aan zijn. Ook in 2003 kregen we dat vaak te horen.

Toch, het is gewoon onzin.

Export gaat in omvang gelijk op en neer met het nivo van de wereldhandel.

ranglijst van exporterende landen
2003 2002 omvang miljard in $
1 2 Duitsland 748,4
2 1 USA 724,0
3 3 Japan 471,9
4 5 China 438,4
5 4 Frankrijk 384,7
6 6 Engeland 303,9
7 9 Nederland 293,4
8 8 Italië 290,2
9 7 Canada 272,1
10 10 België 254,6

bron: Wereld Handelsorganisatie WTO 050404

Vergeleken bij andere Eurolanden is de export vanuit Nederland zelfs relatief toegenomen.
Tegen alle ondernemers propaganda in. Zo zie je maar wat hun kreten waard zijn.

grafiek 32-06
bron: Eurostat

7.

Onderzoekje van Erasmus concurrentie & innovatie monitor, juni 2008 Van de Nederlandse bedrijven is 85% ontevreden over naar het buitenland brengen van delen van hun produktie. Waarom?
- de cultuurverschillen zijn groter dan verwacht
- kennisoverdracht is lastig
- de kwaliteit van de samenwerking is laag
- de extra kosten werden zwaar onderschat
- te vaak werd al op korte termijn kosten voordeel verwacht

“de banen verdwijnen naar landen met lagere lonen”
Bangmakerij.
Altijd proberen bedrijven om de arbeid goedkoper in te kopen. Dat is niets nieuws.

Er worden banen geëxporteerd, zeker.
Maar het financieel voordeel op korte termijn voor het bedrijf, heeft tegelijkertijd ook een kwalitatief nadeel.
Èn organisatorisch èn om het klanten bestand op lange termijn vast te houden.

Jacques van de Vall,
voorzitter Kamer van Koophandel Oost-Brabant, op de nieuwjaarsborrel 2004:
‘Eén vijfde van de Nederlandse toeleveranciers voor industrie haalt produktiebanen weer terug uit landen met goedkope valuta.’

Waarom?

lage kwaliteit van het produkt;
problemen met de logistiek;
lage betrouwbaarheid van levering;
veel communicatie problemen.

En wat zijn de voordelen voor produktie in- en serviceverlening vanuit Nederland?

- efficiency hier is hoog
- produktie lijnen zijn kort
- distributie lijnen zijn kort
- geen cultuur problemen
- geen taal problemen

Zo zullen ook de grote banken er nog achter komen dat een klant in Nederland niet altijd vanuit India bediend kan worden.

Scheidend voorzitter Linse van VNCI stelt op 16 augustus 2004:
‘Bulkchemie verplaatsen naar China? Welnee, het is een regionale activiteit, transport over meer dan 1000 kilometer komt niet voor.’


6.

macro economen vertelden pas een paar jaar later dat bij de invoering
van de Euro, de gulden eigenlijk te laag werd gewaardeerd.

Door 6% tot 10% teveel aan guldens in de nieuwe euro te doen -dan dat die euro waard was- werden de loonkosten in Nederland ten opzichte van het buitenland evenveel verlaagd.
Zo werd de concurrentie kracht van de Nederlandse export gesubsidieerd zonder dat het de regering iets kostte.


1997 instapkoers ƒ in €1 ƒ2,20371
had moeten zijn ƒ2,07 tot 2,00
subsidie per € 0,13 tot 0,20 ct
gesubsidieerde exportpositie 6% tot 10%

bron: H FD 240503-9

Pas op 1 mei 2005 erkent minister Gerrit Zalm dat in de aanloop naar de omwisseling in 1999 bewust op deze truc is aangestuurd.
Zijn er nog ondernemers die blijven klagen over te weinig concurrentiekracht? Aan de lonen ligt het niet, die zijn verlaagd ten opzichte van het buitenland. Met klagen toont de ondernemer zijn gebrek aan innovatie.

5.

Nederland is nog altijd een goed produktieland

Belangrijke industriële exporteurs werd gevraagd wat hun problemen in Nederland zijn
(Het Financieele Dagblad 200902).
Aanleiding was de bewering van het Centraal Plan Buro dat vergeleken met de rest van Europa de groei van de export uit Nederland achteruit zou gaan. Ook de arbeidsproduktiviteit zou afnemen en de loonkosten zouden hier sneller stijgen (MEV 2003 p 27 ev).

de exporteurs:
  • loonkosten stijgen? ach ja, licht en beheerst, in het buitenland gebeurt dat net zo.
  • export positie? verbeterd.
  • arbeidsproduktiviteit? toegenomen.
regering kan export steunen door:
  • inflatie beheersing: die is in Nederland in 2002 en 2003 ruim het dubbele van Europa
  • industriebeleid te gaan voeren, alle andere landen in Europa doen dat allang
  • innovatie subsidies moeten gericht toegekend worden, geen hobbyisme zoals nu
  • administratieve rompslomp moet teruggedrongen
  • beperkende wetten en regels moeten afgeschaft worden

enkele uitspraken:
Het zit niet in de lonen of loonmatiging.
Lastenverlichting? Maak maar een lijstje, aan kreten hebben we niks.

Jan Aalberts, Aalberts Industries (hoogwaardige technische toelevering)

Onze marktpositie ten opzichte van de concurrenten is verbeterd.
Over de arbeidsproduktiviteit hebben we niet te klagen.

woordvoerder Océ (kopieer machines) Venlo

Lonen zijn niet alles bepalend voor de concurrentie positie.
Bert Hofstee, Smit Transformatoren, Nijmegen

In algemene zin zijn we beslist niet duurder dan het buitenland.
We zien de arbeidsproduktiviteit almaar toenemen.

Kommer Damen, eigenaar Damen Shipyards, Gorkum

Onze achterban haalt juist steeds meer business uit het buitenland.
Hans van der Spek, Nevat (toeleverende industrie)

Van de arbeidskosten bestaat 70% uit loonkosten, dat is al jaren zo.
Duitsland stijgt veel harder en Engeland doet ook lekker mee.

Wim van der Leegte, VDL Groep (transportsystemen) Eindhoven

Loonmatiging ter versterking van exportpositie? Loonkosten belopen nog geen 10%.
De exportpositie verbetert voortdurend, net als de arbeidsproduktiviteit.

Joop Reintjes, Nefit Nederland (hoog rendementsketels)

conclusie:
Dat de export door het loonnivo in Nederland genekt wordt,
is een sprookje.

4.

lonen bedreigen de export positie?
een simplistisch verhaal, want:

  • Bij export wordt vooral winst behaald door valuta voordeel, niet door lage arbeidskosten. Ruim 85% van de Nederlandse export blijft binnen het euro gebied, en zolang de € in de valutahandel zwakker staat dan de $ beleven exportbedrijven naar het $-gebied gouden tijden. Al voor 1990 was dit het geval en in 2002 is dat nog steeds zo. Vanaf 1995 doet zich hetzelfde voor ten opzichte van het ₤-blok.
  • Een vaak vergeten Nederlands export produkt is kapitaal. Het rendement is afhankelijk van rente en het risico van verlies. Niet van loon. (06. kapitaalinkomen en investeringen)
    De Nederlandse export bestaat in volume voornamelijk uit doorvoer of doorhandel: dat wil zeggen dat vooral granen, vlees, kolen, ertsen, olieprodukten en chemicaliën binnen komen en het land weer uit gaan, nagenoeg zonder dat er in Nederland een bewerking aan is gedaan. (42. werkgelegenheid)
  • De weinige arbeidskosten zitten alleen in overslag en administratie. De export van aardgas uit Groningen beslaat in waarde een zeer groot deel van de totale export.
    Deze gaswinning biedt naar omvang nauwelijks werkgelegenheid, is dus ongevoelig voor loonkosten.
  • Zomer 2001 bleek dat de prijs van de export veel sneller gestegen was dan op grond van loonstijging en BTW verhoging mogelijk kon zijn. De exporteurs hebben toen dus hun prijs verhoogd en winst genomen. Moeten ze niet achteraf op de lonen verhalen. (HFD 140701-4)
  • Toch bloeit ook de arbeidsintensieve Nederlandse industriële export, juist waar konsekwent in gespecialiseerde technische kennis en expertise geïnvesteerd wordt.
conclusie:
Export is heel verscheiden naar produkt, prijsmechanisme en markten. Om in zijn algemeenheid de loonkosten als belangrijkste bedreiging voor de export af te schilderen is kortzichtig, dom en heeft alleen propagandistische waarde.

dat export alleen mogelijk is door de lonen laag te houden, is wartaal.

3.

opmerkelijk is dat de loonkosten in Nederland zelfs lager liggen
       dan in de landen die als concurrent worden genoemd!

  • De voorzitter van ondernemers in de metaal FME A. Kraaijeveld (HFD 261101-3):
    ‘Loonkosten in de Nederlandse export industrie liggen 25% lager dan in Duitsland.’ En de cijfers van het CPB bevestigen dat.
  • Het CPB levert ieder jaar cijferreeksen over de loonsomstijging in meerdere landen. Het blijkt dat sinds 1982 die stijging in Nederland achterligt bij de belangrijkste concurrerende landen! Heel vreemd dat het CPB ons in september 2002 wat anders wil laten geloven
    (MEV 2003 p 27 ev).
  • Achteraf blijkt de Nederlandse gulden voor een te lage waardering in de EMU te zijn opgenomen. Daardoor hadden Nederlandse exporteurs veel lagere loonkosten dan de andere EMU landen. En dus een groot voordeel in export mogelijkheden ten opzichte van de rest van Europa. Dat werd in de 90er jaren stil gehouden.
conclusie:
Dat de concurrentiepositie van de export in gevaar komt door de loonontwikkeling, is een domme leugen.

voor CPB cijfers, kijk eens bij,
(39. winstgevendheid industrie)
en
(45. loonsom stijging)


2.

Hoezo afnemende concurrentiekracht?

Het International Institute for Management Development in Lausanne publiceert jaarlijks een lijst van landen op basis van meer dan honderd criteria, waarbij de USA als norm wordt gehanteerd.

meest concurrerende economieën 2018
1.    USA
2.    Hongkong
3.    Singapore
4.    Nederland
5.    Zwitserland
6.    Denemarken

meest concurrerende economieën 2016
01.    Hong Kong
02.    Zwitserland
03.    USA
04.    Singapore
05.    Zweden
06.    Denemarken
07.    Ierland
08.    Nederland

meest concurrerende economieën 2012
01.    Hong Kong
02.    USA
03.    Zwitserland
04.    Singapore
05.    Zweden
06.    Canada
07.    Taiwan
05.    Denemarken
08.    Noorwegen
07.    Australië
09.    Duitsland
10.    Qatar
11.    Nederland

meest concurrerende economieën 2009
01.    USA
02.    Hong Kong
03.    Singapore
04.    Zwitserland
05.    Denemarken
06.    Zweden
07.    Australië
08.    Canada
09   . Finland
10.    Nederland

  • Grote Europese economieën zoals Frankrijk, Engeland en Italië blijven op deze lijsten
    ver achter bij Nederland. Duitsland komt in de buurt. En dat is al vele jaren zo.
    In tegenstelling tot wat de ondernemers ons willen laten geloven is de Nederlandse economie dus wel degelijk concurrerend vergeleken bij die van de grote buurlanden.
  • Nederland behoort tot de top van concurrerende economieën.
    Zeker binnen de EU, waar 80% van de export wordt afgezet.
  • In de IMD en WEF lijstjes staan USA, Hongkong en Singapore steeds boven aan, met Nederland vlakbij. Dit zegt echter niets over welvaart. Want die welvaart is er voor slechts een beperkt deel van de bevolking en dan nog zeer onevenwichtig verdeeld.

    Wat betekent de economische concurrentiekracht van deze landen werkelijk?
    In de USA leeft 14% van de inwoners in diepe armoede in 2017. 44 miljoen mensen zijn er aangewezen op het voedselbonnenprogramma. Gezondheidszorg is een privilege, geen burgerrecht. Bij ruim 500 miljardairs, is dit een politieke keuze, die makkelijk is te verhelpen.

    De economieën van Hongkong en Singapore zijn gebaseerd op de inzet van contractarbeid vanuit het buitenland, met een tijdelijke verblijfsvergunning, die vervalt bij ziekte of arbeidsonrust, geen enkel sociaal vangnet. De ingehuurde migranten dragen zo het ondernemersrisico.

    Opmerkelijk aan de staatjes van het IMD en WEFis dat hoe slechter de arbeidsverhoudingen zijn, des te hoger is de concurrentie positie

    De aangelegde criteria voor deze concurrentie lijstjes negeren ten ene male de levensomstandigheden van de werkenden en de toekomst van hun kinderen. Uitsluitend het belang van geldschieters telt, bij roofbouw op menskracht.

conclusie:
het is zeer zorgelijk dat Nederland zo hoog in deze lijstjes staat

grafiek 32.img 01.gif

opmerkingen IMD in 2002:
  • De Nederlandse economie kan nooit op prijs concurreren, moet dat ook niet willen.
  • De Nederlandse economie moet op kwaliteit concurreren, en kan dat ook.
    En zowaar: in 2006, 2007 en 2008 bleef de export doorgroeien, tegen alle propaganda in.
    Doordat in Nederland stevig werd geïnvesteerd in de industrie.
conclusie:
de Nederlandse export wordt hooguit bedreigd door een gebrek aan investeringen

opmerking IMD in 2004:
  • Nederland gaat bestuurlijk hard achteruit.

opmerkingen IMD in 2009:
  • in Nederland ligt de productiviteit en efficiëntie heel hoog: op de derde positie.
  • uurlonen in de verwerkende industrie in Nederland liggen erg laag.

opmerkingen bij IMD 2011:

Hong Kong, USA en Singapore staan bovenaan. In Europa komen Zweden, Zwitserland, Denemarken en Noorwegen voor Nederland.
Dat de USA met haar sociale discriminatie en tientallen miljoenen werklozen, armen en daklozen op de IMD lijst altijd op nummer 1 staat, zegt veel over de bevolkingvijandige waarde van deze beoordeling.

Ook al flippen beleidsmakers op dit soort lijstjes, de waarde blijft betrekkelijk.

De USA staat bijvoorbeeld altijd zeer hoog genoteerd,
terwijl dat het land is met een jarenlang zeer hoge staatsschuld;
een onwaarschijnlijk groot handelstekort;
grote armoede onder een fors deel van de bevolking;
een sappelende industrie;
zwaar gesubsidieerde landbouw en gebrekkig financieel toezicht.

opmerkingen van het IMD bij 2016:
  • Personeel en consumenten in Nederland moeten zwaarder belast worden,
    de bedrijfsbelastingen zijn effectief (63. belasting paradijs);
    de produktiviteit moet omhoog; de arbeidsmarkt moet verder gemoderniseerd worden.
  • Gekeken naar economische groei is de vooruitgang van Ierland spectaculair.
    Maar hier begaat het IMD een fout in statistiek gebruiken. Want na de bittere verarming die de bevolking moest ondergaan om te vergoeden dat alle grote banken in het land in 2010 door wanbeleid waren omgevallen, is opkrabbelen nog lang geen bloei.
    (58-1. Griekse tragedie)

Nog zo'n staatje.
Nu de index van het World Economic Forum. Helemaal niet slecht waar het gaat om gunstig concurentie vermogen.
Maar ook hier, de kenmerken van de USA economie zijn maatgevend. Zware ingrepen op arbeidsvoorwaarden, massale steun aan de financiële sector en bezuinigingen op de zorg deden Nederland in 2015 stijgen op deze ranglijst. Voor verdere stijging in de ranglijst eist
het WEF een nog lagere ontslagvergoeding en loonvorming zonder inmenging van vakbonden.

grafiek  32.img02.gif

Deze staatjes zijn voor de positie van Nederland gebaseerd op cijferwerk afkomstig van Henk Volberda, Erasmus Universiteit.

1.

De concurrentiepositie van de Nederlandse export bestaat bij gratie van:

  • snelle transportroutes over zee, door de lucht en over land, eenvoudige overslag
  • een open betalingsverkeer, geen enkele beperking, aan kapitaalbewegingen

Dit open handelssysteem heet vrijhandel. Een gegeven van de Nederlandse economie. Dat betekent dat ook binnen Nederland internationaal geconcurreerd moet worden,
zeker bij het aantrekken van kapitaal.

De binnenlands geproduceerde industriële en agrarische export van Nederland belopen in 2001 samen iets meer dan de helft van de totale export.

Als de concurrentiepositie van deze export in Nederland wordt bedreigd, komt dat niet door de loonkosten, maar door:

  • steeds problematischer inpassing van industrie en transport in dicht benut gebied
  • verscherpte milieueisen, waarvan de zeer grote vervuilers ontheffing krijgen
  • meer dan verdubbeling van de prijs voor agrarische grond in de acht jaar na 1993
  • snelle toename van de kapitaalintensiteit bij tuinbouw, veeteelt en visserij
  • overregulering en zelfs tegenstrijdige regelgeving voor de niet-monopolistische delen in zowel de agrarische kolom als bij de kleinschalige industriële produktie

maar bovenal door:

  • gebrek aan beroepsopleidingen: bedrijven investeren onvoldoende in vakopleiding, verwaarlozen dus vakkundig personeel te kweken
  • gebrek aan technische innovatie: noodzakelijke investeringen in produkt vernieuwing en de vernieuwing van transportsystemen wordt verwaarloosd zolang er op loonkosten bezuinigd kan worden
ga verder naar: (45. loomsom stijging)
juli-18

kleine logo