kleine logo
pensioenroof,   toekomstig pensioen 202348-8
1.   redenen voor het nieuwe pensioen stelsel
2.   uitgesteld loon
3.   losse eindjes
4.   bestaand pensioenstelsel
5.   uitkleden AOW
6.   voorgeschiedenis
7.   de moraal


Wat is er aan de hand met het pensioenstelsel?
1.   Zodra het om hoge bedragen gaat -tot bijna twee keer de hele Nederlandse
      economie- dan komen daar onvermijdelijk rovers op af.
2.   Bestuurders die het pensioenvermogen beheren, hebben daarmee de plicht
      te waken dat dit vermogen niet gestolen wordt. Want dit vermogen
      is spaargeld, opgebouwd door verplichte inhouding op het loon,
      waarbij de eigenaren de zeggenschap over dit spaargeld is onthouden.
3.   Van bestuurders van pensioenfondsen en vakbonden mag verwacht
      worden dat zij politiek stevig genoeg in de schoenen staan, dat zij niet
      verbroederen met hun tegenstanders, die op het ontvreemden van de
      pensioengelden uit zijn.
4.   Het politiek beheer van een bedrijfstak pensioenfonds is meer dan een
      financieel-technisch modellen verhaal. Het gaat bovenal om het
      verdedigen van deze collectief opgezette sociale voorziening tegenover
      de bedrijven en overheid als werkgevers.

Op al deze punten is het in de afgelopen 50 jaar herhaaldelijk misgegaan.

In Nederland kennen we drie soorten pensioen.
        a.  De AOW voor iedereen vanaf de pensioengerechtigde leeftijd.
Dit is een omslagstelsel. Op het loon van werkenden wordt AOW premie
ingehouden. Niet voor hen zelf, maar als voornaamste financiering van het
staatspensioen van reeds gepensioneerden. In de meeste landen is dit het
enige, of in ieder geval belangrijkste pensioenmodel.
        b.  Het aanvullend pensioen, komt als aanvulling op de AOW
uitkering. Met de omvang van dit stelsel is Nederland uniek.
Werkenden sparen verplicht een deel van hun loon bij een pensioenfonds voor hun
latere pensioen. Alleen op dit systeem is de ‘Wet toekomst pensioen’ van toepassing.
        c.  Pensioen opbouwen bij een commerciële verzekeraar,
zoals gebruikelijk voor mensen met hogere inkomens.

De nieuwe onvoldragen pensioenwet (Wet toekomst pensioenen) is na jarenlang touwtrekken in juli 2023 door het parlement aangenomen. Het ging in 2023 om het anders indelen van een gespaard bedrag van ruwweg € 1.450.000 miljoen, ingelegd voor aanvullend pensioen, ingehouden op het loon in zo’n 11 miljoen verschillende arbeidsovereenkomsten. Dit nieuwe stelsel moet uiterlijk in 2028 ingaan.

        kleine logo

      1.  redenen voor het nieuwe pensioen stelsel

      a.  Bedrijven en overheid weigeren als werkgever iedere verantwoordelijkheid
           voor koopkrachtbehoud van pensioenen. Of er straks nog te leven valt van
           het pensioen voor reeds gepensioneerden, of voor het cao personeel dat nog
           in dienst is of ooit was, ze willen er niets meer mee te maken hebben.
De draagkracht -dekking- van het ondernemingspensioenfonds is daarom niet meer bepalend voor de premiehoogte. Bedrijven leggen als deel van hun loonkosten voortaan niet meer in dan een uitonderhandelde premie en hebben achteraf geen eventuele bijstortverplichting meer. Het bedrijf onderhandelt voortaan de premie uit binnen het bestuur van het pensioenfonds, of bij de cao onderhandelingen. Daarmee is alle risico van de variabele pensioenuitkering geheel naar de pensioengerechtigden verlegd.

      b.  Commerciële verzekeraars zijn uit op een groter deel van de jaarlijkse premie
           inleg van € 40.000 miljoen per jaar. En als het even kan, ook het beheer van
           een groter deel van het totale pensioenvermogen dat in 2021 twee keer
           zo groot was als de hele Nederlandse economie.
Daartoe is het pensioenstelsel omgebouwd van een collectief gedragen pensioen opbouw naar het individueel verzekeringsmodel. Zodat de uitvoering van dit pensioen stelsel, de overname van ondernemingspensioenfondsen en botte concurrentie met de grote bedrijfstakpensioenfondsen voor de commerciëlen open ligt. Bijvoorbeeld door hun premiepensioen instellingen (PPI) daarvoor in te zetten.

Werkgevers verzekeren zich van een vaste pensioenpremie,
           hun bijstort verplichting bij onderdekking
           van het ondernemingspensioenfonds vervalt.
Verzekeraars verschaffen zich een verdienmodel met toegang tot vele
           miljarden aan spaargeld.
Werkenden en gepensioneerden blijven achter met een onvoorspelbare
           hoogte van hun uiteindelijke pensioenuitkering.

      c.  Bedrijven blijven altijd zoeken naar mogelijkheden om aan de pensioenpremie
           te sleutelen om hun loonkosten te verlagen.
Niet omdat ze het niet kunnen betalen, maar omdat hun aandeelhouders
en geldschieters eigenlijk alle loonkosten teveel vinden, dus ook pensioenuitgaven
als overbodige last zien. (12. hoeveel winst wordt er gemaakt)

van een min of meer zekere hoogte van het pensioen door premie
           aanpassing en bijstortverplichting door het moederbedrijf,
naar een ongewis pensioen opdat geldschieters zekerheid hebben over
           gelijkblijvende loon- en dus pensioenkosten.
        kleine logo

      2.  uitgesteld loon

Voorop gesteld: het aanvullend pensioen is geen gunst, het is uitgesteld loon, opgebracht door de pensioengerechtigden zelf. De verplicht ingehouden pensioenpremie is bedoeld als een spaarregeling, niet als een verzekeringspolis.

Het oude stelsel kende in principe een min of meer door het pensioenfonds gegarandeerde pensioenuitkering. In principe is er een hoogte van de uitkering afgesproken -zoals bijvoorbeeld de middelloonregeling- en daar wordt dan de te betalen premie op aangepast. De zogeheten uitkeringsovereenkomst.

Na meerdere stelsel wijzigingen is van die garantie weinig meer over gebleven.
De knellende aangescherpte regelgeving verlaagt de gegarandeerde pensioenuitkering. Uitblijvende indexatie vanaf 2008 tot 2022 zorgde voor verlies aan koopkracht tot aan 25%. Ook zijn er bij sommige fondsen kortingen op de pensioenuitkering doorgevoerd.


grafiek 48.-8.gif

Het nieuwe stelsel kent geen indexatie meer en ook geen mogelijk korten op de pensioenuitkering. Onder de nieuwe pensioenwet is de te betalen premie vastgelegd en wordt de daarvan af te leiden pensioenuitkering onvoorspelbaar. Want die is geheel afhankelijk van het beleggingsresultaat op het ingelegd vermogen. Daarmee is het uit te betalen pensioen geheel afhankelijk geworden van de wisselende economische conjunctuur. In jargon heet dit de premie overeenkomst.

grafiek 48.-8.02.gif

Voor besturen van pensioenfondsen zijn in de uitvoering van het nieuwe stelsel de volgende variaties mogelijk:
      a. Pensioenfondsen kunnen er voor kiezen om het oude stelsel te behouden.
Dan wordt het fonds gesloten. Er worden geen nieuwe deelnemers meer toegelaten en er komt geen premie meer binnen. Pensioenuitkeringen worden betaald uit het beleggingsresultaat. Zo’n fonds sterft dan uit na een jaar of 40. Misschien eerder
als er nog maar weinig deelnemers zijn overgebleven. De rekenrente waarmee de dekkingsgraad wordt bepaald en alle andere regels -zoals die in 2021 bestonden- blijven dan gelden.

      b. Overgaan naar het nieuwe stelsel. Dat moet dan vóór 2028 gebeuren.
Daarbij krijgt het pensioenfonds bestuur de keuze tussen:
      1.  de flexibele regeling met een eigen potje per deelnemer
            (het verzekeraarsmodel). Op het moment van pensionering moet beslist zijn:
òf een vaste uitkering, òf schommelend meebewegen met de financiële markten.
Voor een vaste uitkering wordt eerst de waarde van het eigen potje bepaald, daarna hoe hoog de uitkering daaruit zal zijn.
      2.  de solidaire regeling van collectief beleggen; er zijn geen persoonlijke
      beleggingskeuzes mogelijk; de vermogens- en beleggingswinsten worden
door het bestuur verdeeld over de deelnemers. De pensioen uitkering zelf beweegt mee met de financiële markten. Er wordt een solidariteitsbuffer aangehouden om grote tijdelijke tegenvallers aan te vullen.

diefstal
Wie bij een pensioenfonds -verplicht- spaart voor zijn pensioen, heeft daar totaal geen zeggenschap over. Ook niet als het stelsel ingrijpend veranderd wordt van
een min of meer vast pensioen in een uitkeringsovereenkomst in een premie overeenkomst met ongewisse pensioen uitkering.

Diefstal, witwasoperatie, aantasting van het eigendomsrecht ?
‘Nee hoor’, zegt minister Carola Schouten, er is geen sprake van onteigening.
Want je hoeft als pensioenfonds niet mee te gaan naar het nieuwe stelsel. Ja, maar precies die beslissing moet je als individuele deelnemer over laten aan het bestuur van het pensioenfonds.

Bij de op het loon ingehouden pensioenpremie gaat het om een spaarregeling, niet om een verzekeringspolis. Dan is het de vraag of het door het pensioenfonds beheerd vermogen opgevat mag worden als het bezit van het pensioenfonds.

invaren
Hoe de opdeling (het ‘invaren’) van het pensioenvermogen met persoonlijke potjes in het nieuwe stelsel verloopt, is uitsluitend aan de besturen overgelaten. Heet hangijzer is de daarvoor noodzakelijke realistische inschatting van het vermogensrendement van risicovoller beleggen voor deelnemers onder de 45 jaar en voorzichtiger beleggen voor de 45plussers. Risicovoller beleggen levert nooit een garantie op meer rendement.

het omzetten van het fondsvermogen in persoonlijke potjes
draagt alle mogelijkheden op een grote verdwijntruc in zich

In het bestuur van ondernemingspensioenfondsen maakt in de praktijk het bedrijf de dienst uit. Doordat het management de personeelsvertegenwoordiging aanwijst. Bij bedrijfstakpensioenfondsen zitten de vakbonden -als vertegenwoordigers van de deelnemers- met de werkgevers in het bestuur. Dus moeten deelnemers hun verschil van inzicht met deze vakbondsbestuurders uitvechten. Bij ABP en Z&W heeft de overheid drie petten op: èn als werkgever èn als bestuurder èn als wetgever en maakt naar believen gebruik van alle drie.

grafiek 48.-8.03.gif

twee stelsels tegelijk
Het toepassen van de wettelijk opgelegde rekenrente voor het vaststellen van de (beleids-)dekkingsgraad heeft het oude stelsel genekt. Dat kwam door de verplichte koppeling aan de veronderstelde risicovrije rente op staatsobligaties van het laatste jaar. Een wel heel korte termijn oriëntatie voor pensioenopbouw gedurende grofweg 42 jaar.
Daarbij, de rente op een staatsobligatie is helemaal niet risicovrij. Als de kapitaal rente stijgt, dan neemt de waarde van obligaties af. Maar ook andersom.

Dus moet bij voortzetten van het oude pensioenstelsel de dekkingsgraad anders worden berekend. Bijvoorbeeld door ook het rendement op belegd vermogen mee te wegen.

Mocht het er van komen dat een pensioenfonds zowel een fonds in het oude stelsel als het nieuwe moet onderhouden, verdubbelt dat de uitvoeringskosten van het fonds. Uiteraard blijft er dan minder over voor de pensioenuitkeringen.

pensioenbeheer,
           het is geen technisch verhaal,
           het is een politiek verhaal:
uitgesteld loon roven van deelnemers die
de zeggenschap over hun spaargeld al is ontzegd

        kleine logo

      3.  losse eindjes

De nieuwe pensioenwet kent nog heel veel losse eindjes. Daarmee is het een onzorgvuldig gedrocht. Evengoed is het hoofddoel bereikt een goedkoper stelsel te verkrijgen, vergelijkbaar met het verzekeringsmodel.
Een saaie opsomming van onopgeloste problemen:

uitvoeringskosten
Aan de enorme uitvoeringsproblemen is te achteloos voorbij gegaan. Denk aan de aanpassing van de administratie en de IT systemen. In ieder geval de extra kosten tot aan dat de overgang naar het nieuwe stelsel een feit is. Ook nog jarenlang twee systemen in de lucht moeten houden, blijft mogelijk.

Voor kleinere pensioenfondsen is dat niet te dragen. Op z’n minst zullen zij de uitvoering moeten uitbesteden, geheel overdragen aan een commerciële partij
-zoals een Algemeen pensioenfonds- of opgaan in een groot pensioenfonds.
De toezichthouder De Nederlandse Bank (DNB) heeft dit proces al eerder in gang gezet door alleen bestuursleden goed te keuren als zij de door DNB gewenste financiële opvattingen onderschrijven.

.
grafiek 48.-8.04.gif

Er is geen rekening gehouden met langdurige opschorting van de overgang naar het nieuwe stelsel door juridische bodemprocedures tegen de diverse nog niet geformuleerde invaar-regelingen.
Voor alle pensioenfondsen samen zijn de kosten voor overgang naar het nieuwe stelsel op minimaal € 1.000 miljoen geschat. Maar dat kan makkelijk meer worden.

opdelen
Voor het opdelen (invaren) van het pensioenfondsvermogen naar persoonlijke potjes, zijn twee methodes mogelijk:

      1.  In de flexibele regeling met een eigen potje, is een keuze mogelijk tussen
           een uitkering die òf meebeweegt met de financiële markten (het jojo pensioen),
           òf een vaste uitkering. Deze regeling is gelijk aan het pensioen verzekeren
           zoals verzekeraars dat doen.
Om commercieel stuntwerk zoals bij de zorgpremie te voorkomen is een leeftijdsafhankelijke premie verboden.

In het geval er voor een vaste maandelijkse uitkering werd gekozen, komt er een inschatting van wat op dat moment de marktwaarde zou zijn van het persoonlijk pensioenpotje, inclusief het risico voor de verzekeraar van nog onbekende ontwikkelingen. Voor deelnemers onder de 45 jaar kan dit zo uitpakken dat er nog maar de helft overblijft, vergeleken met de standaard methode.

Beschikbare premie overeenkomst
In 2019 1,2 miljoen pensioenverzekerden.

Rapport van het klachten instituut van en voor verzekeraars Kifid 2019.
Vele klachten van verzekerden die een beschikbaar premie pensioen
hadden afgesloten. De voorgespiegelde verwachtingen bij afsluiten lagen
aanzienlijk hoger dan wat na bepaling van de uitkering werd geleverd.

Achmea en NN hadden als verdienmodel de leeftijdsverwachting 5 tot 7 jaar
hoger te nemen dan de tabellen van CBS aangaven.
Daarmee kwam de maandelijkse uitkering aan pensioengerechtigden
te laag uit. Maar nam de winst voor de commerciële verzekeraars toe.

      2.  Bij de solidaire regeling met collectief beleggen -dus geen eigen keuzes voor            deelnemers- wordt de ‘standaard’ methode toegepast. Vermogens- en
           beleggingsresultaten worden door het bestuur verdeeld over de deelnemers.
Vanaf het moment van invaren gaat 95% in vaste potjes, terwijl 5% achterblijft voor de vermogensbuffer van het pensioenfonds.
Ook deze pensioenopbouw beweegt mee met de financiële markten.

Binnen ieder pensioenfonds afzonderlijk moet uitgevochten worden welk van deze twee regelingen gevolgd gaat worden. Daarna moeten er nieuwe spelregels worden vastgesteld om de hoogte van de uitkering te bepalen.

gepensioneerden
Hoe het opdelen van het opgebouwde pensioen van reeds gepensioneerden in het nieuwe stelsel moet gebeuren? Het is alweer onbekend.

doorsneesystematiek
De grote verdwijntruc is waar de compensatie voor het afschaffen van de doorsneesystematiek vandaan moet komen. In de wet is hier niets voor geregeld.
Dus gaat er per pensioenfonds òf alsnog een regeling komen, òf helemaal niets.
In het ergste geval levert dat voor 45 plussers een ongedekt gat in hun pensioenopbouw op van € 65.000 miljoen tot aan de eerdere CPB schatting van € 100.000 miljoen.

grafiek 48.-8.05.gif

Alleen bedrijfspensioenfondsen mogen voor zittend personeel de oude regeling handhaven. Dat betekent wel een oplopende werkgevers premie, dus zal het hier niet vaak van komen.

Het verplicht aanvullend pensioen bij een pensioenfonds is
ingehouden loon, dus een spaarpot, en geen verzekering.

De nieuwe pensioenwet maakt hier een verzekeringsproduct van

rechtmatigheid
Aan de rechtmatigheid van het door invaren in het nieuwe stelsel wijzigen van een spaarregeling in een verzekeringspolis, is achteloos voorbij gegaan. Er is geen individueel bezwaarrecht toegestaan. Mogelijk komt er nog een speciale geschillencommissie.

Het bestaande pensioenstelsel is een collectieve spaarregeling waarbij gestreefd wordt naar een uitkering rond het middelloon en voor zover mogelijk wordt de premie daarop aangepast. De uitkeringsovereenkomst.
Met het nieuwe stelsel wordt die afspraak eenzijdig omgegooid naar het individueel aangaan van een pensioen verzekering met vaste premie betaling en dan maar afwachten wat het beleggen van die inleg uiteindelijk gaat opbrengen. De premie overeenkomst.

Naar EU wetgeving zijn spaartegoeden individueel eigendom. Daarmee is bij wijziging van de voorwaarden waaronder gespaard wordt, altijd toestemming nodig van de eigenaar. Dus kan invoering van het nieuwe pensioenstelsel nog vele en langdurige rechtszaken opleveren.
Maar volgens de vanaf begin 2024 van kracht geworden ‘Wet toekomst pensioenen’is
persoonlijk bezwaar niet mogelijk. Niet van pensioendeelnemers tegen de onteigening van hun inleg. En niet tegen de eenzijdige wijziging van verplichtingen voor het pensioenfonds waaronder die inleg verplicht is ingehouden.

Al in 2011 beoordeelde de landsadvocaat het verplicht opdelen van het
pensioenvermogen in persoonlijke potjes door de pensioenfonds besturen
als een inbreuk op het individueel eigendomsrecht:

           ‘onvoorwaardelijke opgebouwde pensioenen kunnen
           niet met terugwerkende kracht voorwaardelijk worden’.

Vreemd genoeg is dit advies 13 jaar lang, tot begin 2024 geheim gehouden.

In het geval dat er wordt overgestapt op een pensioenvoorziening met persoonlijke potjes, is het waarschijnlijk dat de EU vanuit het mededinging beleid de verplichte deelname verbiedt.

Onvermijdelijk is dat er nog vele rechtszaken gaan komen over dit invaren in het nieuwe stelsel. Zeker waar het gaat om invaren van de opgebouwde rechten in de uitkeringsovereenkomst naar de premie overeenkomst voor degenen die al gepensioneerd zijn.

De nieuwe Wet toekomst pensioenen en DNB gaan ervan uit dat pensioen-deelnemers geen belanghebbenden zijn. Waarschijnlijk is het College Beroep bedrijfsleven het daar niet mee eens.

De nieuwe pensioen regelingen moeten per pensioenfonds nog uit onderhandeld worden. Ook daarover zullen er rechtszaken komen. Advocaten, pensioen-deskundigen en de Raad voor de Rechtspraak waarschuwden daar al voor.

Mogelijk gevolg van de rechtszaken is dat pensioenfondsen:
      1.  òf nog jarenlang twee verschillende stelsels naast elkaar in de lucht moeten
           houden, met als gevolg dat alle pensioenuitkeringen lager uitkomen;
      2.  òf het nieuwe stelsel gaat niet door.

           het verplicht ingehouden loon
           was spaargeld voor een afgesproken pensioen
           is zomaar veranderd in
premie voor een polis zonder zekerheid over de hoogte van het pensioen

zware beroepen
De afspraken in 2019 over vroegpensioen voor zware beroepen zijn niet nagekomen.
De tijdelijke regeling loopt af eind 2025. Het laatste bod van ondernemerslobby VNO in december 2023 was 3 jaar lang € 1.200 per maand. De bonden accepteerden dat niet. Op vroegpensioen is ingezet bij de cao’s voor de metaal, bouw, wegtransport, streekvervoer, havens, zorg en politie.

pensioen voor alle werkenden
Ondanks de afspraken in 2019 is er ook niets geregeld hoe meer werkenden -zoals schijn zzp’ers- opgenomen kunnen worden in een aanvullend pensioenfonds.
Voor uitzendkrachten is dat inmiddels wel mogelijk, maar niet vanuit de Wet toekomst pensioenen.
Voor 900.000 werkenden zonder pensioenopbouw is een proef toegezegd. Daar bleef het bij, verder niets.
Ondernemerslobby VNO blokkeerde alvast de pensioenvoorziening voor zzp’ers.
De als uitruil hiervoor afgesproken verplicht ingestelde arbeidsongeschiktheid verzekering, is niet uitgevoerd.

10% opnemen
Het éénmalig 10% opnemen van het persoonlijk pensioenvermogen is vervallen als mogelijkheid. Het voordeel hiervan zou trouwens ook maar heel beperkt zijn. Van het opgenomen bedrag zou na belasting slechts 50% overblijven.
Als bij de belastingverrekening ook nog allerlei toeslagen vervallen, kan het gebeuren dat de vooruitgang slechts 20% van de opname beloopt. Nog afgezien van een voor de rest van het leven verlaagd pensioen.

80% middelloon
Volgens het pensioenakkoord 2019 zou in het nieuwe stelsel de pensioenuitkering na 42 jaar werken moeten uitkomen op ongeveer 80% van het middelloon. Dat kan nooit gegarandeerd worden bij afhankelijkheid van het beleggingsresultaat. De voor deze 80% benodigde premie moet dan als extra onderwerp bij de cao onderhandelingen worden uit onderhandeld. Dat is nou net waar bedrijven en overheid vanaf willen.

verantwoordelijkheid
Wat er gebeuren moet in het geval een pensioenfonds omvalt, is niets geregeld. Er is niet voorzien in een opvang mechanisme zoals het deposito garantie stelsel voor het bankwezen, waarbij alle banken bijdragen aan schadevergoeding voor particuliere klanten. Het DNB toezicht op pensioenfondsen betekent niet meer dan dat het beleid dicht aan moet schurken tegen bij wat gebruikelijk is in de financiële wereld. En daar gaat wel eens iets helemaal mis. Zoals in 2008. (58-0. kredietchaos)

conclusie:
binnen de fondsbesturen moet nog heel wat uitgevochten worden
spreek als deelnemer ‘je’ vertegenwoordigers in die besturen aan
ongewis blijft of dit nieuwe pensioenstelsel gaat functioneren

48.-8.06.gif

ordelijker transitie
In de Wet toekomst pensioenen zijn voor de ombouw van het bestaande pensioenstelsel naar het nieuwe stelsel vele zaken niet geregeld, niet eens uit onderhandeld. De wet is domweg doorgedrukt.

Stel, dat het -ook volgens deelnemers- nodig zou zijn het bestande aanvullend pensioenstelsel te wijzigen in het belang van de deelnemers. Om hun pensioenuitkeringen veilig te stellen. Wat ligt er dan meer voor de hand dan een nieuw stelsel te introduceren vanaf zeg 1 januari 2028 en het oude stelsel gesloten voort te zetten vanaf diezelfde datum.

Deelnemers aan een pensioenfonds zijn:
      1.  werkenden die nu hun pensioen opbouwen, plus de
      2.  werkenden die nu bij een andere baas en bij een ander
                       pensioenfonds opbouwen, maar nog wel rechten hebben en
      3.  gepensioneerden die nu een uitkering krijgen

Dat betekent het voortbestaan van 2 stelsels naast elkaar, waarbij de al opgebouwde rechten in tact blijven en nieuwe rechten alleen in een nieuw stelsel worden opgebouwd.
      1.   Alle werkenden bouwen voortaan vanaf de ingangsdatum hun pensioen
                       op in het nieuwe stelsel.
            Hun pensioenpremie gaat uitsluitend naar een pensioenfonds in het
                       nieuwe stelsel.
      2.   Alle werkenden en gepensioneerden behouden hun opgebouwde rechten
                       binnen hun pensioenfonds in het oude stelsel.
            Zo’n pensioenfonds wordt op de ingangsdatum gesloten,
                       er komen geen nieuwe deelnemers bij en
                       er wordt geen premie meer geïnd,
            het vermogensbeheer blijft,
                       waarbij de dekkingsgraad door zowel een reëlere rekenrente
                       als het beleggingsresultaat wordt bepaald.
            het pensioenfonds wordt opgeheven zodra de aanspraken van de laatste
                       deelnemer is vervallen.

Jaren geleden al introduceerden Shell Nederland en Unilever Nederland
naast het al bestaande ondernemingspensioenfonds, een nieuw
pensioenfonds met andere voorwaarden, zij het alleen voor nieuw
aangenomen personeel.

In zo’n model is van begin af een ordelijke overgang te garanderen, zonder overgebleven losse eindjes. Zonder het ondoorzichtig en discutabel invaren.
Dit voorkomt grote verdwijntrucs zoals:

      1.  onteigening van uitgesteld loon
      2.  pensioen gat door het niet compenseren van de doorsneesystematiek
      3.  niet regelen van het invaren voor reeds gepensioneerden
      4.  niet regelen van vroegpensioen voor zware beroepen
      5.  het beheerd vermogen omzetten in persoonlijke potjes

Een pensioenenfonds biedt een voorziening die over 42 jaar later nog een oude dag voorziening zou moeten opleveren. Dat er niet onderhandeld is voor een geleidelijk transitie model, geeft alweer aan dat de initiatiefnemers -de bedrijven, overheid en verzekeraars- heel andere doelen hadden. Ze daarom niet eens geïnteresseerd waren in het oplossen van de onvolkomenheden.

conclusie:
doel van het nieuwe stelsel is:
overname van pensioenen door verzekeraars,
verlaging van pensioenkosten voor bedrijven en overheid
de deelnemer is bijzaak; de kip met gouden eieren blijft toch wel leggen

        kleine logo

      4.  bestaand pensioen stelsel

Het oude, bestaande stelsel kent een variabele premie voor een min of meer vaste pensioen uitkering. Afgezien van ernstige economische ramspoed of een oorlog.
Het is waar, indexering aan het kostenpeil kan achterblijven als de gezondheid van
het pensioenfonds het niet toelaat. Zelfs kan er gekort worden op de pensioen aanspraken. Maar dit is afhankelijk van hoe die gezondheid bepaald wordt.

De bedrijven weigeren voortaan iedere verantwoordelijkheid voor het pensioen van hun personeel en de al gepensioneerden. De bedrijvenlobby wilde niet verder met
de variabele premie en bijstort verplichting. Ze willen een vast -en ook lager- premiebedrag. Zodat het risico voor lagere pensioenuitkeringen naar de pensioengerechtigden is verschoven.

grafiek 48.-8.07.gif

dekkingsgraad
De financiële gezondheid van een pensioenfonds wordt bepaald met de beleidsdekkingsgraad. Dat is het gemiddelde over de laatste 12 maanden van de dekkingsgraad. En die wordt weer vastgesteld op basis van de wettelijk verplichte berekening van de rekenrente.
Vanaf 2007 is de regelgeving een paar keer overhoop gehaald, totdat het pensioenstelsel echt onhoudbaar leek. Dat leverde het laatste zetje om een nieuw stelsel door te kunnen drukken. (48-7. pensioenroof)

grafiek  48.-8.08.gif
         pensioen
         deelnemers 2023
          plaatje 48.-8.09.gif

grafiek 48.-8.10.gif

Pensioenfondsen die ook na 2027 bij het oude stelsel willen blijven, moeten ter ontmoediging de nu bestaande regelingen van DNB aanhouden. De tijdelijke versoepelingen tot in de overgangstijd tot 2028 vervallen. Zo vervalt dan het toestaan van een begin van indexering bij een beleidsdekkingsgraad van 105%, dat komt weer op 110% te liggen. Van volledige indexatie kan pas sprake zijn bij een beleidsdekkingsgraad van 150%.
Om de onderhandelingen over het nieuwe stelsel los te trekken en van de roep om inhaal indexatie af te komen, werd in 2021 het lokkertje gelanceerd dat pensioen kortingen pas onder 90% dekkingsgraad onvermijdelijk zijn. Maar voor een pensioenfonds dat niet overgaat naar het nieuwe stelsel komt dat straks weer rond de104,5% te liggen.
Overigens, voor het zonder pensioenkorting invaren in het nieuwe stelsel is een minimale dekkingsgraad van 95% vereist

rekenrente
Te lage dekkingsgraden hebben geleid tot een verlaagde koopkracht in pensioen uitkeringen tot aan 25% bij APB en Z&W. Dat kwam door de bij wet verplichte bepaling dat de dekkingsgraad om te beginnen afhankelijk is van de actuele rentestand op de kapitaalmarkt. Omdat boven 20jaars leningen geen gegevens bestaan, maakt toezichthouder DNB daarvoor een inschatting tot 40 jaar en meer de toekomst in.

De dekkingsgraden van pensioenfondsen in Nederland hadden ernstige schade opgelopen door de stelselwijzigingen van 2007. Met kort daarop vermogens verliezen bij de kredietchaos van 2008. En in 2011 de speculatie tegen de euro.
Tussendoor werden er weer een paar stelselwijzigingen doorgevoerd. Begeleid met verhalen dat het bestaande pensioenstelsel anders onhoudbaar zou zijn.
Na 2014 brak er vervolgens een periode aan van zeer lage rentestand, veroorzaakt door de Europese centrale bank ECB, met haar sinds 2015 ingezette royale kapitaal verruiming.
Voor de meeste pensioenfondsen betekende het dat de door hen beheerde vermogens volgens de rekenregels onvoldoende konden voldoen aan hun pensioen verplichtingen. En dus mochten pensioenfondsen met een vaak te lage premie vaststelling in het verleden -zoals de ambtenaren pensioenfondsen ABP en Z&W- langere tijd de pensioenuitkeringen niet indexeren.

grafiek 48.-8.11.gif

De rentes op de kapitaalmarkt doken in 2019 zelfs tot onder de 0%. Dat wil zeggen dat er toen door beleggers betaald werd om hun kapitaal in Nederland te mogen stallen. Dat joeg de dekkingsgraad van de meeste pensioenfondsen tot ver onder het nivo dat er geïndexeerd mag worden.
Want volgens de geldende regelgeving moet er steeds meer vermogen komen te staan tegenover de zakkende rente, om nog aan de pensioenverplichtingen te kunnen voldoen.

grafiek 48.-8.12.gif

Na een lange periode van uitzonderlijk lage rente ging in 2022 en 2023 de rentestand snel omhoog.
En tja, bij snel hogere rente gaat de marktwaarde van staatsobligaties omlaag. In dat opzicht zijn staatsobligaties nu eenmaal geen risicovrije belegging. Ook onroerend goed en aandelen zakten in 2022 in waarde. Daar overheen kwam voor vele pensioenfondsen de contractuele bijstorting op hun rente derivaten, bedoeld als verzekering om het risico op renteverhoging af te dekken.

Als illustratie hieronder het beleggingsresultaat van 5 grote bedrijfstak pensioenfondsen, naar opgave van HFD 191023

plaatje 48.-8.13.gif

Een ongekend groot vermogensverlies, groter dan na het instorten van de dotcom bubbel van 2001. Maar de dekkingsgraden stegen. Zelfs zover dat een begin van indexering was toegestaan.

grafiek:  48.-8.14.   pensioenvermogen en omvang economie

complicaties

Pensioen uitkeringen gaan in 2024 veelal weinig omhoog, want fondsen
beknibbelen op de uitgaven:
      •  om een hogere dekkingsgraad bij het invaren te hebben;
      •  om hoge solidariteitsreserves te kweken voor na het invaren.

Hoe meer er geïndexeerd wordt onder het nog bestaande stelsel,
des te minder vermogen kan er ingevaren worden in het nieuwe stelsel.

Pensioenfondsen die in 2022 of eerder hun aandelen in oliemaatschappijen
hebben gedumpt, misten de hoge dividend uitkeringen. Daarmee is bewust
beleggingsrendement verloren.

tegenspraken
Tot in 2021 was er vooral bij pensioengerechtigden onbegrip dat -in het bestaande stelsel- bij de grote vermogens -twee keer de grootte van de Nederlandse economie- toch geen indexering is toegestaan. Terwijl langjarig beleggingsrendement de 6% nadert. En nu er verlies wordt gemaakt op beleggingen en dus het vermogen achteruit is gegaan, wordt er wel geïndexeerd.

De verklaring hiervoor ligt in de rigide opgestelde wettelijke rentesystematiek voor het beoordelen van de gezondheid van pensioenfondsen in het bestaande pensioenstelsel. Indexatie is afhankelijk gesteld van de dekkingsgraad, berekend met als uitgangspunt de actuele rentestand, aangevuld met een fictieve marktrente voor de periode boven de 20 tot aan 40 jaar in de toekomst. Terwijl vermogen en het rendement daarop geheel wordt veronachtzaamd.
Indexatie wordt mogelijk zodra de rente stijgt, omdat dan de verhouding van verplichtingen tegenover vermogen (= dekkingsgraad) gunstiger wordt.

Waar komt zo’n regeling vandaan?
Pensioensparen beslaat een periode van 40 tot 45 jaar. Dat is een heel lange termijn. Dan is het de waan van de dag om de rente van vandaag als grondslag te nemen.
Het is allang bekend dat de rentestand fluctueert.
Weliswaar daalde de 10jaarsrente na de 90er jaren gestaag, maar dat wil nog niet zeggen dat die ontwikkeling eindeloos door kan gaan. En jawel, de omslag kwam in 2022.
Het aanvullend pensioen wordt ruwweg voor ¼ betaald uit premie, ¾ uit beleggingsopbrengst. Daarmee is het aanvullend pensioen vooral aangewezen op het beleggingsrendement.

Dus, hoe kunnen degenen die zich lieten vieren als pensioenspecialisten, een rentestand op zeer korte termijn als maatgevend nemen en het langjarig behaald rendement op belegd vermogen negeren? Zulk rendement ligt ongeveer rond de 6%.

grafiek 48.-8.15.gif

Nog vreemder is dat in het nieuwe stelsel juist de rentestand helemaal geen rol meer speelt, maar alleen nog het rendement op belegd vermogen bepalend is voor de pensioenuitkering.

vraag:
is het nieuwe pensioenstelsel politiek acceptabel gemaakt
door het bestaande stelsel onmogelijk te maken?


dubbele agenda
Sleutelen vanaf 2007 aan de rekenrente blijkt het breekijzer te zijn geweest waarmee het bestaande pensioenstelsel is opgeblazen. De sterkte van een pensioenstelsel is afhankelijk van welke eisen je daaraan stelt. Het nu nog bestaande stelsel begeeft het pas als er de eisen van pensioen verzekeren op worden losgelaten, waarvoor het niet bedoeld is. Want het is gericht op pensioen sparen.

Het nu nog bestaande stelsel kan heel goed houdbaar blijven bij een realistischer bepaling van de dekkingsgraad. Met een berekening waarbij zowel het vermogens rendement als de rentestand, beide over de langere termijn, als maatstaf gaan gelden voor de gezondheid van een pensioenfonds.

Het nieuwe pensioenstelsel is doorgedrukt vanuit een dubbele agenda om de voorop gezette doelen te halen, dat waren:
      1.  verlagen van de pensioenkosten voor bedrijven en overheid,
      2.  pensioenstelsel hapklaar maken voor commerciële verzekeraars

het nog bestaande pensioenstelsel is niet onhoudbaar,
de wettelijke rekenrente is onhoudbaar

redelijker is de dekkingsgraad vast te stellen op grond van
           èn het langjarig vermogens rendement
           èn een langjarige rentestand

grafiek  48.-8.16.gif

hoe kwam het zover
      1.  In 2005 nam DNB het toezicht op pensioenfondsen over.
           De regelgeving voor fondsen werd aangepast naar de bedrijfsmatige
           opvattingen bij verzekeraars.
           Met de verplichte toets worden toegelaten fondsbestuurders geselecteerd op
           het onderschrijven van diezelfde bedrijfsmatige opvattingen.
      2.  Trend om fondsbesturen, bestaand uit parttimers te vervangen door een klein
           aantal voltijd bestuurders met uitsluitend de financiële sector als achtergrond,
           zodat vertegenwoordiging vanuit de deelnemers verdwijnt. Dat wordt
           professionaliseren genoemd.
      3.  Aanhoudende propaganda over bijzaken en halve waarheden via de media.
      4.  Met de nadruk op financieel-technische advies commissies is de politieke
           inhoud, de onteigening van achterstallig loon zoekgemaakt.
      5.  Een jarenlang voortzeulende slijtageslag voor onderhandelaars; ongeduld en
           onbegrip bij op scoren beluste volksvertegenwoordigers; de publieke opinie
           werd voorgehouden dat er eindelijk een oplossing moest komen.
           Ongeacht welke.

Zie daarvoor:
(48-6 pensioenroof 2019 akkoord waarover?)            
(48-7 pensioenroof 2020)


conclusie:
met financieel technische hoogstandjes is de
vakbondsonderhandelaars het politieke spoor zoek gemaakt
er is onderhandeld en uitgeruild op bijzaken

        kleine logo

      5.  uitkleden van de AOW

Het Nederlands pensioengebouw kent op z’n minst twee pensioen pijlers. Een derde pijler is het pensioensparen op de voorwaarden van een verzekeraar, vooral in trek bij mensen met hogere inkomens.
Bij de ombouw van het pensioenstelsel in de Wet toekomst pensioenen van 2024
gaat het uitsluitend over het aanvullend pensioenstelsel. Voor dit aanvullend pensioen wordt in veel bedrijven en bij de (semi-)overheid verplicht premie ingehouden op het loon.

De basis pensioen voorziening is echter de AOW. In 1957 ingevoerd als volksverzekering, gefinancierd met een omslagstelsel, zodat iedereen in loondienst hier aan meebetaalt door inhouding op het loon. Uit de geinde premie wordt het pensioen van reeds gepensioneerden betaald.    (52.plundering volksverzekeringen)

Er is dus geen sprake van inleg voor een persoonlijk pensioen.
Aan deze uitkering van de Algemene Ouderdomswet ontlenen de meeste mensen hun belangrijkste en vaak enige pensioenuitkering.

pensioenleeftijd verhoogd
In 2006 lanceerden ondernemers lobby VNO en enkele topambtenaren de propaganda dat de AOW onbetaalbaar was geworden en daarom twee jaar later moest ingaan. Vanaf 2013 is de pensioenleeftijd inderdaad verhoogd. Daar waren twee redenen voor:
      a.  Kostenbesparing voor de overheid, nu mensen langer blijven leven en
           de AOW steeds meer uit de algemene belastingopbrengst betaald wordt;       b.  Bewerkstelligen van hogere productiviteit van de Nederlandse economie.
           Door meer jaren doorwerken af te dwingen wordt het arbeidsaanbod verruimd
           tegen relatief lage extra loonkosten.

.
grafiek 48.-8.17.gif

De berekeningen voor de AOW leeftijd zijn gebaseerd op de levensverwachting.
Het komt erop neer dat mensen vanaf de AOW leeftijd gemiddeld een niet economisch productief voortleven van 18 tot 20 jaar wordt gegund.
In de praktijk houden velen al eerder op met werken omdat ze het niet volhouden.

grafiek 48.-8.18.gif

Maar wie eerder stopt met werken dan op de pensioenleeftijd, heeft wel een gat in het inkomen tot aan de AOW leeftijd.

AOW omlaag
In 2023 zijn ongeveer 3.600.000 mensen pensioengerechtigd. In 2022 ging het hierbij om een bedrag van € 43.085 miljoen. Altijd zullen er lieden zijn die verlekkerd kijken naar zo’n hoog bedrag en daarom verkondigen dat zij daar een veel betere bestemming voor kennen.

Zo ook de beleidsbepalende topambtenaren in de Stuurgroep Begrotingsruimte die steevast uit is op verder bezuinigen op sociale voorzieningen, zorg en volksverzekeringen. Deze ambtenaren stelden in september 2023 voor om de AOW leeftijd sneller te verhogen, zodat de uitgaven aan AOW uitkeringen lager uitkomen.
Dat levert dan een reservepotje op waarmee de regering elders veel leukere dingen kan gaan doen. Of tegenvallende begrotingsgaten dichten. (51. macht)

Aanpassing van de AOW uitkering gaat gelijk op met die voor het minimumloon.
Bij de noodzakelijke verhoging van het minimumloon begin 2023, werd al door de regering overwogen uit bezuinigingswoede de AOW daarvan los te koppelen.  (33. inflatie)

Dat zou in 2027een voordeeltje van € 4.000 miljoen opleveren. Uitgespaard op AOW uitkeringen. Even vergeten dat het om een volksverzekering gaat, een oude dag voorziening voor mensen met een ondergewaardeerd beroep, die niet zonder deze pensioenvoorziening kunnen.

Op de AOW uitgaven is vaker bezuinigd door de uitkering te verlagen.
Dat gebeurde door zo af en toe de ouderdomsuitkering te ontkoppelen
van de vooruitgang in de cao lonen.
Zo is tussen 1980 en 2007 verhoging van het ouderdomspensioen al ruim
15% achteruit gezet vergeleken met de vooruitgang van de cao lonen.
In 2011 werden AOW’ers met een jongere partner met 8% gekort.

Later werd de AOW uitkering gekoppeld aan 70% van het minimumloon.

Om nog verder op de AOW uitgaven te besparen werd sinds 2010
geroepen dat er tot een 2 of 3 jaar hogere leeftijd moest worden
doorgewerkt. In 2013 is daar inderdaad mee begonnen.

Ook zijn er altijd economen die ervan overtuigd zijn dat zij beter weten dan ieder ander wat noodzakelijk is. Als zo’n kostenanalist ergens leest dat de armoede onder ouderen gering is, dan wordt in een talkshow gesteld dat bewezen is dat gepensioneerden het te goed hebben. Daarom hoeft een verhoging van de AOW voor hem niet meer en kan de AOW los gekoppeld worden van het minimumloon.

Wat is nu belangrijker?

Een oude dag voorziening voor de hele bevolking ?
Of lagere loonkosten voor bedrijven en hun aandeelhouders en beleggers ?

Technocraten, die zelf niet afhankelijk zijn van een AOW uitkering,
vinden de koppeling aan het minimumloon te duur en onbetaalbaar.

Zij beseffen niet dat het bij miljoenen gepensioneerden om hun enige
oude dag voorziening gaat, waar zij tot aan hun dood van afhankelijk zijn.

De bezuinigingspropagandisten dienen -vanuit hun bevoorrechte positie-
alleen de ontembare zucht naar nog meer winst voor geldschieters.

In 2023 komt ook de Sociale Verzekeringsbank SVB -nog wel als uitvoerder van de AOW- met het ongevraagd advies om de AOW los te koppelen van het minimumloon.
En er bleek ook nog een Commissie Sociaal Minimum te bestaan -met een belasting deskundige als voornaam lid- die ook al adviseert de AOW los te koppelen omdat gepensioneerden er te warmpjes bij zitten, zelfs geld zouden overhouden.
            (61. bestaansminimum)
CPB sorteerde eerder voor op verlaging van de AOW. In 2019, In 2020 gaf het een rapport uit met de conclusie dat ouderen het gemiddeld breed hebben en daarom met een premieheffing gekort kunnen worden. Een bewust valse voorstelling van zaken omdat het opgevoerde vermogen van gemiddeld € 113.000 voornamelijk afkomstig is van het woningbezit van die AOW’ers, die al niet onbemiddeld waren en nu van een relatief hoog aanvullend pensioen of premiepensioen leeft naast hun AOW uitkering.

onbetaalbaar
Hiermee is de aanval op de AOW is ingezet.
Het sinds de 80er jaren gevolgd politiek-economisch beleid is gericht op verlaging van de loonkosten en uitkeringen. (40-3. loonmatiging is het verdienmodel)
In dit kader is de AOW gerechtigde leeftijd verhoogd, is de uitkering zelf versoberd.
De koppeling eerst verlegd van de gemiddelde loonstijging naar de prijsstijging, daarna naar het door de overheid vast te stellen minimumloon.

De AOW is niet onbetaalbaar. Integendeel, er is politieke onwil om de AOW uit te betalen. En daarvoor worden drogredenen opgevoerd.

      a.  Zoals vergrijzing van de bevolking waardoor er in 2023 3 werkenden
            op 1 AOW’er en in 2040 nog maar 2 werkenden op 1 AOW’er zouden zijn.
Voor deze bewering is voorbijgegaan aan de toenemende migratie arbeid. Als deze mensen volwaardig worden betaald, en hun detacheerders de verplichte premies betalen, is er niets aan de hand. Alleen moet de regering ook serieus uitbuiting bestrijden. (68-1 uitbuiting arbeidsmigranten)

      b.   Dat de AOW uitkering te riant is nu er slechts geringe armoede onder
            ouderen heet te zijn.
Allereerst betekent dat nog niet dat het een vetpot is. Velen hebben hun uitgaven patroon noodgedwongen aangepast aan dit uitkeringsnivo. Maar de bewering sluit wel aan op de ingezette race naar het bestaansminimum. (61. bestaansminimum)
En zo loopt in 2018 de ruzie over de AOW leeftijd dwars door de politieke tegenstellingen over het aanvullend pensioen.

vrijstellingen
Wat overschreeuwd wordt met de propaganda om de AOW uitkering te verlagen, is dat er bij deze volksverzekering veel vrijstellingen zijn van het betalen van de AOW premie.
Bovendien wordt de betaalde premie oneigenlijk gebruikt.
Dus dat de AOW pot leeg loopt is een vals argument.

      a.  Hogere inkomens betalen sinds 1990 AOW premie over slechts een beperkt
           deel van hun inkomen;
      b.  Sinds 2001 wordt binnenkomende AOW premie gebruikt
           om belastingvrijstellingen buiten de pensioensfeer te bekostigen;
      c.  De meer dan een miljoen zzp’ers zijn vrijgesteld van het betalen van
           AOW-premie, maar hebben later wel recht opeen een AOW uitkering;
      d.  Zeevaart reders zijn vrijgesteld van alle premiebetaling voor hun personeel,
           inclusief die voor de AOW;
      e.  Al jaren worden de volksverzekeringen geleidelijk gefiscaliseerd. Waarom?
           Over de AOW premie wordt geen belasting afgedragen, maar pas over de
           AOW uitkering. Door de AOW te bekostigen vanuit de algemene middelen
           wordt de belastinginning jaren naar voren gehaald.
            (52. plundering volksverzekeringen)

De AOW wordt langzamerhand omgebouwd naar een goedkoper staatsvangnet.
De hoogte van de AOW uitkering is door de regering jaarlijks bij te stellen.
Verlaging van de kosten voor de AOW zijn in voorbereiding.
Na snoeien in het aanvullend pensioen is nu dus de AOW aan de beurt.

oude dag voorziening
Pas op: nu het aanvullend pensioen op basis van kapitaaldekking wordt gestript,
wordt voor gepensioneerden het AOW omslagstelsel belangrijker als oude dag voorziening.

conclusie:
behoud koppeling van AOW aan minimumloon
automatische prijscompensatie voor AOW en minimumloon

AOW’ers zijn 25% van de kiesgerechtigden
niet te negeren bij de landelijke verkiezingen !
organiseer je !
        kleine logo

      6.  voorgeschiedenis

Zeker sinds de 60er jaren van de vorige eeuw zijn er al pogingen gedaan de pensioenwetgeving te wijzigen. Want de verzekeringmaatschappijen aasden op de inleg van pensioenpremies. Tezelfdertijd zetten de bedrijven in op het uitsluiten van de vakbonden in het beheer van de werknemersverzekeringen -zoals WW en WAO-.
Jarenlang is er in de Stichting van de Arbeid geruzied over het pensioenstelsel, het beheer van de bedrijfsverenigingen en de werknemersverzekeringen.
Levensverzekeraars en werkgevers hebben de anderen in de pensioencommissies ondergesneeuwd met zoveel wiskundige berekeningen dat zij door de bomen het bos niet meer zagen. Toch lieten zij zich daardoor niet politiek buitenspel zetten. Zij stonden niet toe dat uitgesteld loon zou worden omgezet in premie op een pensioenpolis.

gevecht om premies en zeggenschap
      a.  Al snel was er overeenstemming over de wettelijke pensioenplicht
           en een gegarandeerd pensioen op 70% eindloon.
      b.  De financiering van het verplicht pensioen met een omslagstelsel
           of door kapitaaldekking bleek een struikelblok.
      c.  Voorstellen het hele pensioengebeuren bij één pensioenfonds onder te
           brengen haalden het niet.
      d.  Commerciële verzekeraars wilden optreden als verplichte
           pensioenuitvoerders;
      e.  Bedrijven wilden de kosten in eigen hand houden,
      f.   Bedrijven bleven tegen vakbondsinvloed in het beleggingsbeleid
           van een pensioenfonds (smoes: de bonden zouden daarmee inzicht
           kunnen krijgen in bedrijfsgegevens).
      g.  Enkele vakbonden hielden vast aan een omslagstelsel aansluitend
           op de AOW.
      h.  Binnen de vakbonden werd het als een vergissing ervaren dat in 1945
           vanuit de harmoniegedachte werkgevers in het bestuur van pensioenfondsen
           waren opgenomen.
Want, het ging -en gaat nog steeds- om uitgesteld loon en daar zit niets van bedrijf
of overheid bij.

Complicatie:
      i.   Verzekeraars wilden naast de aanvullende pensioenen ook
           de werknemersverzekeringen bij de bedrijfsverenigingen weghalen.
           Waarmee een groot deel van de collectief opgebouwde zekerheid
           in commerciële handen zou komen.
De regering Den Uyl kiest in 1973 voor een opportunistisch standpunt zodat:
      j.   Verzekeraars hun verdienmodel op aanvullend pensioen veiligstellen.
           Zij garanderen als beleggingsresultaat op de verplichte inleg 4% per
           jaar voor de pensioen deelnemers, hoger behaald rendement is
           voor de verzekeraar.
      k.  Bedrijven sloten de vakbonden uit bij het besturen van de ondernemings-            pensioenfondsen en behielden daarmee zelf alle controle over
           de pensioenkosten.
      l.   De bonden behielden hun positie bij de bedrijfsverenigingen en weknemers
           verzekeringen.

80er jaren
580 ondernemingspensioenfondsen waren zo klein dat zij zich al vóór de 80er jaren hadden herverzekerd bij commerciële verzekeringsmaatschappijen en daar was vaak ook de administratie ondergebracht. Ook het niet commerciële Gak -uitvoerder van sociale zekerheid en werknemersverzekeringen- deed administratie voor meerdere ondernemingspensioenfondsen.

Omdat staatsobligaties golden als risicovrije belegging, hadden pensioenfondsen in
de 70er en 80er jaren zo’n 40% van hun vermogen belegd in 2/3e van de Nederlandse staatsschuld. En 2/3e van het geld op de kapitaalmarkt kwam van de pensioenfondsen.

In 1980 had het gezamenlijk vermogen van pensioenfondsen met 110% tot 120% al
een omvang groter dan de economie van Nederland. Onbegrijpelijk dat die enorme financiële macht door knulligheid van de bestuurders meest werd overgelaten aan commerciële buitenstaanders. Als er geld binnenstroomde werd de bank gebeld met
de vraag waar dat geld heen kon. Zo niet, bleef er geld onbelegd.
De pensioenfondsen werkten nauw samen met banken, geldmakelaars en projektontwikkelaars. Het overstappen van de ene sector naar de andere kwam vaker voor. Net zoals vriendschappelijke banden tussen pensioenbestuurders, bankiers en vastgoed mensen.

Vertegenwoordigers van het personeel in pensioenfondsbesturen hadden
vaak geen idee waar ze mee bezig waren.

Al helemaal niet bij ondernemingspensioenfondsen, waar niet een
enigszins ingewerkt vakbondslid, maar een meeloper van de direktie
het personeel moest vertegenwoordigen.

Onvermijdelijk dat in zo’n cultuur grote fraudes voorkwamen zoals bij de pensioenfondsen voor bakkers, ambtenaren (ABP), welzijn, de grafische en bij verpleging.


greep uit de kas
Rond de 90er jaren was het bij ondernemingspensioenfondsen gebruikelijk dat het moederbedrijf af en toe een greep deed uit de kas. Het argument was dat de vermogenspositie van de pensioenfondsen overdreven hoog was. Dat het dus best een beetje minder kon. Goed gepraat met dat het moederbedrijf altijd nog een bijstort verplichting had in het geval het pensioenfonds later niet aan zijn verplichtingen kon voldoen.
In 1992 mondde dit uit in de ‘Brede Herwaardering’, dat wil zeggen een breed gedragen afroom programma om het met ingehouden loon opgebouwd vermogen van pensioenfondsen voor (semi-)overheidspersoneel te plunderen.

Nadat het ambtenaren pensioenfonds ABP in 1996 werd verzelfstandigd constateerde de Algemene Rekenkamer dat er ƒ 30.000 miljoen aan ingehouden loon was verdwenen. Na die diefstal moest in latere jaren de pensioenpremie aanzienlijk verhoogd worden om dat gat weer te repareren.

grafiek 48.-8.19.gif

ABP drama’s
Wat een werkgever zich al niet permitteert met het pensioen van zijn personeel.
Tot aan de verzelfstandiging in 1996 is ABP verplicht voor 80% te beleggen
in Nederlandse staatsobligaties; maximaal 20% in aandelen en onroerend goed;
hooguit 5% van het totale vermogen in het buitenland.

2003  ABP wordt geprivatiseerd zodat de overheid niet meer hoeft bij te storten.

2015  Bezuinigen op loonkosten door de pensioenopbouw te verlagen.
FNV met het grootste ledenaantal werd buitengesloten van een loonruimte
akkoord tussen overheid en andere bonden.
Indexering ABP pensioenuitkering afhankelijk gemaakt van de inflatie in plaats
van de loonstijging, omdat dit goedkoper is.

Loonsverhoging bij de overheid wordt in 2015 en 2016 deels betaald door
de pensioenpremie voor het ABP te verlagen, waardoor (semi-) ambtenaren
de koopkracht verbetering voor een deel zelf betalen uit een verlaagde
pensioenopbouw. De schade voor jongeren is 16% minder pensioenopbouw.
   (36 overheid cao)
ABP bestuurders vanuit de vakbeweging verzetten zich. Daarop probeert
Ronald Plasterk als minister het ABP bestuur te breken met een wetsvoorstel.
Hij wil het zelfstandige ABP opsplitsen naar de 7 verschillende overheid cao’s,
om de centrale premie vaststelling onmogelijk te maken.

Dus een rancuneuze overheid gebruikt alle 3 petten van de overheid:
Wat je als werkgever niet lukt bij de cao onderhandelingen, en ook niet als ABP
bestuurder, probeer je alsnog als wetgever voor elkaar te krijgen.

conclusie:
het ABP pensioen is niet zomaar in problemen geraakt,
maar is vaker opzettelijk in de problemen gebracht

Bedrijfstakpensioenfondsen zijn de slechtst gekapitaliseerde fondsen door de tijdens cao onderhandelingen door bedrijven en overheid (ABP, Z&W) afgedwongen structureel te laag vastgestelde premie.

voortgaande ontmanteling

Onophoudelijk zijn er ingrepen in het pensioenstelsel gedaan om de kosten iedere keer weer verder te verlagen.
2001    Na de plunderingen onder de vlag van de Brede Herwaardering kwam nu
            de daardoor verslechterde vermogenspositie van pensioenfondsen aan
            het licht.
2003    De doelstelling van het pensioenstelsel was om in 35 jaar pensioen op te
            bouwen met 2% van het bruto jaarloon, wat 70% van het eindloon moest
            opleveren. Pensioen doelstelling wordt verlaagd van een pensioen
            op 70% eindloon naar het middelloon.
            Let op: die 70% is inclusief de AOW uitkering!
            Tegelijk ging het pensioenopbouw percentage omhoog naar 2¼%.
            Ouderen -tussen de 50 en 55 jaar- mochten wel meer pensioensparen.
            In 2012 is deze regeling weer afgeschaft.
2004    Het toezicht op pensioenfondsen door de Pensioen en
            Verzekeringskamer PVK is overgeheveld naar De Nederlandse Bank DNB
2005    Meer bedrijven weigeren bij te dragen aan pensioenfondsen in onderdekking.
            Zij gaan voor nieuw personeel over op een betaalde premie overeenkomst.
2006    Publiciteitscampagne van VNO en topambtenaren om de AOW leeftijd met
            2 jaar te verhogen.
2007    De dekkingsgraden van pensioenfondsen herstellen zich weer. Op dat
            moment wijzigt DNB drastisch de berekening van de rekenrente waarmee
            de dekkingsgraad wordt bepaald. Hierna zal DNB binnen 10 jaar nog drie keer
            ingrijpen op de rekenrente.
2009    De regering bezuinigt in het wilde weg -ook op de AOW- om de steun aan
            banken bij de kapitaalchaos van 2008 terug te verdienen. (58-0. kapitaal chaos)
            De vakbeweging was weliswaar tegen verhoging van de AOW leeftijd met 2
            jaar, maar de leiding verkoos mee te blijven praten in plaats van een strategie
            te ontwikkelen om deze versobering tegen te houden. Tot onvrede onder
            de leden. (47. sociaal akkoord 2009) en (47. sociaal akkoord 2010)
            Overleg binnen de SER over alternatieven voor uitstel van verhoging van de
            AOW liepen stuk. (24. werkgevers en centraal akkoord -2 pensioen komt later)

grafiek 48.-8.20.gif

2011    Een pensioenakkoord vol met nog niet uitgewerkte proefballonnen mislukt.
            Bedrijven werden alvast ontheven van bijstort in hun pensioenfondsen.
            FNV voorzitster Agnes Jongerius tekende dit centraal akkoord voor een casino
            pensioen. In de blind en zonder ruggespraak. Daarop breekt binnen de FNV
            heftig verzet uit tegen de politieke lijn van de bondsleiding.
             (bulletin XXXIII democratische vakbeweging)
2012    DNB en AFM verscherpen het toezicht op fondsbestuurders; ondernemings-
            fondsen heffen zich versneld op; een enkeling verhuist naar het buitenland.
2013    Om de loonkosten te verlagen bij behoud van koopkracht, daarbij meer
            inkomen voor de schatkist, gaat de pensioenleeftijd omhoog:
            langer doorwerken voor iedereen. De pensioenopbouw op 70% middelloon
            gaat naar40 jaar tegen 1,75% per jaar.
2014    Nationale pensioen dialoog opgezet: voor buitenstaanders, om het verzet
            binnen de vakbonden te breken.
2015    Pensioenopbouw is met 17% verlaagd naar 1,875% per jaar, dat zou inhouden
            dat bij 40 jaar voltijds employability er een 75% eindloon pensioen uitrolt.
            Maar 40 jaar komt zelden voor, dus in de praktijk blijft meestal een lager
            pensioen over. (36 overheid cao)
2016    Na kortingen op de pensioenen, komen er nieuwe voorstellen het hele
            pensioenstelsel om te gooien.
2017    Onderhandelingen binnen de SER over een nieuw, vervangend
            pensioenstelsel lopen vast. (48-4. pensioenroof)
2018    Nieuw probeersel met beloftes, studies, commissies en vooruitschuiven
            van beslissingen, strandt op verhoging van de AOW leeftijd en het door de
            werkgevers geweigerd vroegpensioen voor zware beroepen.
            Stakingen voor hogere en zekerder pensioenen onder dreiging van kortingen
            ten behoeve van het versoberd nieuw stelsel.
            De regering biedt als ondersteuning voor een akkoord € 7.000 miljoen in
            15 jaar, maar reserveert structureel slechts € 200 miljoen.
2019    Dreigende kortingen op de pensioenopbouw zetten vakbonds-onderhandelaars
            onder druk. (48-5. pensioenroof 2018 verborgen agenda)
            Er ligt een centraal afgetikt pensioenakkoord met vele losse eindjes over
            de afbouw van het solidair stelsel. In het openbaar vervoer volgen stakingen
            voor een lagere pensioen (AOW) leeftijd. In juni volgt alsnog een centraal
            pensioenakkoord.
             (47-1 sociaal akkoord / principe akkoord pensioenen 2019)
             (bulletin LXII wat pensioenakkoord?)
             (48-6 pensioenroof 2019, akkoord waarover?)

Foefjes
            Onderhandelingsdelegaties werden tegen elkaar opgezet
            en verdronken in technische details; de ruzies in commissies gingen
            over bijzaken; afleiding met vage toezeggingen die nooit waargemaakt
            konden worden.

            Vakbondsleden werden misleid met de belofte dat de afgeschafte
            doorsneesystematiek terug onderhandeld kon worden.
            En gebrekkige informatie over het nog niet uitgewerkt akkoord.

            Stemmingmakerij door CPB met cijfers over de stand van de
            betaalbaarheid van de AOW en houdbaarheid van de verzorgingsstaat.

            Media lieten zich gebruiken om verwarring te zaaien over
            onbetaalbare pensioenen; over gepensioneerden die de inleg
            van jongeren ontvreemden; de verlokkingen van een eigen potje;
            de angst voor verlaging van de AOW uitkering.

            De regering rekte tijd totdat een doorslaggevende meerderheid
            ongezien een nieuw pensioenstelsel accepteert om van een vermeend
            probleem af te zijn, ook al is dat niet eens het hunne.

2020    De dekkingsgraden dalen dramatisch, de wettelijke voorschriften worden
            als lokkertje voor het nieuwe stelsel -tijdelijk- versoepeld.
            Vakbondsleden accepteren een onduidelijk akkoord. (48-7 pensioenroof 2020)
2021    Ingangsdatum nieuw stelsel is uitgesteld naar 2023
2023    Parlement stemt vóór de nieuwe pensioenwet. Besturen van pensioen-fondsen
            krijgen tot 2028 de tijd om de wet uit te voeren door keuzes te gaan maken.
2024    De besturen van pensioenfondsen moeten gaan kiezen:
            Voor het nieuwe of het oude stelsel;
            Voor een solidair of een individueel systeem;
            Hoe wordt het vermogen van reeds gepensioneerden ingevaren?
            Vaste pensioenuitkering of jo-jo pensioen;
            Compensatie voor afschaffen van de doorsneesystematiek;
            Vroegpensioen voor zware beroepen.
            Hoe in te vullen wat nog meer niet geregeld is bij wet?
            Rechtszaken voeren.

        kleine logo


      7.  de moraal


Wat is er mis gegaan bij de pensioenonderhandelingen?

Wees niet naïef. Zodra het om zulk hoge bedragen gaat -tot bijna twee keer de
      hele Nederlandse economie- dan komen daar onvermijdelijk rovers op af.
      Dit spel begon al ruim 50 jaar geleden.
Bestuurders die spaargeld beheren dat is opgebouwd door eigenaren die de
      zeggenschap over dit vermogen is ontzegd, hebben daarmee de plicht
      te waken dat het niet gestolen wordt. Dit vermogen is spaargeld van anderen,
      nog wel opgebouwd door verplichte inhouding op hun loon.
Van bestuurders van pensioenfondsen en vakbonden mag verwacht worden dat
      zij politiek stevig genoeg in de schoenen staan, dat zij niet verbroederen met
      hun tegenstanders, die op het ontvreemden van de pensioengelden uit zijn.
Het politiek beheer van een bedrijfstak pensioenfonds is meer dan een financieel-
      technisch modellen verhaal. Het gaat bovenal om het verdedigen van deze
      collectief opgezette sociale voorziening tegenover de bedrijven en overheid
      als werkgevers.
Op al deze punten is het in de afgelopen 50 jaar herhaaldelijk misgegaan.


conclusie:
pensioen onderhandelaars op de plaats van deelnemers
hebben zich laten verblinden door hun tegenstanders
april-2024

kleine logo