1 mei komitee logo
valuta 49
1. lage lonen landen

Er wordt wel beweerd dat bedrijven liever in lage lonen landen produceren dan in Nederland.


    Dat is te simpel gezegd:
  • kan alleen bij bulk en massa produktie, die makkelijk en goedkoop is te vervoeren.
  • bij grote investeringen wil een bedrijf wel politieke zekerheid over het eigendom.
  • voor een lage prijs bij grote hoeveelheid is alleen eenvoudige arbeid te krijgen.
  • voor specialismes in de lokale markt, after sales en onderhoud is het onzin.
    (32. concurrentie positie)

Het gaat zulke bedrijven niet direkt om de lage lonen, maar vooral om lonen die betaald worden in een geldsoort die weinig waard is ten opzichte van de Euro. Dit wisselkoersverschil alleen al verlaagt de loonkosten. Het verschil in levenspeil komt daar nog bovenop

In de 70er jaren verdween de grote scheepsbouw uit West Europa naar Zuid Korea,
20 jaar later vandaar weer naar India en China. De fabrieken die Philips destijds in Mexico
en Maleisië neerzette, verhuisden na 25 jaar naar China. Reden: in de muntwaarde -valuta-
van het voornaamste afzetgebied -$, € of ₤- zijn de muntwaarden van India en China
zoveel minder waard dan die van Zuid Korea, Mexico en Maleisië, dat de loonkosten
bij verplaatsing van de produktie omlaag gaan met 60% tot 90%.
In eerste instantie een enorme kosten besparing voor de ondernemer.
Het levenspeil van de werkende bevolking is in de genoemde landen wel verschillend,
maar niet noodzakelijkerwijs slechter. Vooral door het omrekenen van de muntwaarden
waarin arbeid gekocht wordt, naar de munt waarin verkocht wordt, wordt de winst behaald.


Sinds 1999 komen de casco’s van de Nederlandse binnenvaart- en zeevloot voornamelijk uit China,
Roemenië en Oekraïne.
Waarom?
Voor hetzelfde bedrag in €uro’s kocht je rond 2000 in China of de Oekraïne 9 tot 12
even goede ijzerwerkers als in Nederland.
Dat is niet hun schuld, dat is niet de schuld van Nederlandse ijzerwerkers:
het ligt aan de wisselkoers-verhoudingen van de Chinese en de Oekraiense munten
ten opzichte van de €uro.

Na verloop van tijd zal een ondernemer merken dat de valuta in die landen duurder worden.
En de werkenden daar zijn heus niet gek, ook zij eisen loon naar werken.

2. wisselkoersen

hoeveel guldens kocht je voor 1 US dollar?

1958 1965 1970 1975 1980 1985 1990
f 3,77 f 3,60 f 3,62 f 2,53 f 1,99 f 3,32 f 1,82

In Nederland kocht een Amerikaan voor zijn dollar in 1958 nog twee keer zoveel dan in 1980.
Dit is de verklaring waarom tot in de 60er jaren van de vorige eeuw veel bedrijven vanuit de USA
in Nederland investeerden. En vanaf de 80er jaren veel minder.

    Voor beursgenoteerde middelgrote bedrijven die opgebouwd zijn in Nederland, leek het in de 90er jaren heel aantrekkelijk om te investeren in de USA.
  • omdat ze veel winst hadden gemaakt en nog winstgevender activiteiten zochten,
  • omdat de economische groei van de USA in die jaren iets hoger lag dan in Europa,
  • bovenal omdat iedere dollar winst omgerekend in guldens het dubbele waard was.
  • Veel van deze bedrijven hebben in 2000 al meer omzet in de USA dan daarbuiten.

grafiek  49.img01.gif

Sinds de €uro vanaf eind 2002 in waarde stijgt ten opzichte van de US dollar,
worden hun winsten in dollars steeds minder waard in €uro’s.
Daarom loopt de winst van deze bedrijven terug zolang die in Euro’s wordt afgerekend.
Voor sommige een reden om het jaarverslag in $ op te stellen.


Numico, Wessanen, Ahold, Asml, Getronics, Buhrmann, VNU, Aegon, Reed Elsevier, Hagemeyer, Wolters Kluwer, ABNAmro, ING, Rabo/Robeco, Fortis , Heineken, Unilever, Philips, Akzo Nobel.

Uitgerekend deze bedrijven prediken bijvoorbeeld in 2006 loonmatiging in Nederland.
Terwijl hun probleem het eigen investeringsbeleid was. Hun afnemende winst had niets
te maken met het loonnivo in Nederland, maar met de zich wijzigende wisselkoersverhouding
van $ naar €.

3. valuta oorlog

Zodra de wisselkoers verandert, verandert ook de onderlinge handelsverhouding tussen muntblokken. Als voorbeeld de verhouding tussen € en $. Hun onderlinge positie is een paar keer omgeslagen rond de gelijkstelling.
Bij grote wijziging betekent dit voor de handelsverhoudingen dat export -voor zover die wordt afgerekend in de sterk in waarde gestegen munt- veel duurder is geworden voor kopers die afrekenen in de relatief verzwakte munt. Daarmee verslechtert de exportpositie van bedrijven voorzover en zolang die zich in de duurdere of harde munt laten betalen.

Ziet het ernaar uit dat de gewijzigde wisselkoersverhouding lang zal aanhouden, dan lossen multinationale bedrijven zo’n probleem op door te leveren vanuit landen in hetzelfde muntblok. Of een ander, met gunstiger wisselkoersverhouding.

Financieel belanghebbenden die niet die mogelijkheid hebben, sturen aan op een handelsoorlog. Dat begint met de wisselkoersverhoudingen te manipuleren. Gebeurt dat op grote schaal, dan is er sprake van een valuta oorlog. Sinds de belangrijkste centrale banken ter wereld na 2008 aan nooit eerder zo grootschalige geldverruiming doen, is er daarmee feitelijk sprake van een onderlinge valuta oorlog.


FED voor de $ vanaf 2009
BoE voor het £ vanaf 2009
BoJ voor de ¥ vanaf 2013
ECB voor de € vanaf 2014

Er wordt geprobeerd de wisselkoers van de eigen munt omlaag te brengen om de bedrijven binnen het eigen muntblok een betere exportpositie te verschaffen. En hun geldschieters daarmee een hoger rendement. (58.-2. krediet chaos 7 jaar later)

Maar doordat in de geïndustrialiseerde landen alle centrale banken dit beleid volgen, verandert het de eerste jaren nog weinig aan de onderlinge verhoudingen. De betrokken landsregeringen staan dit beleid voor. Zij beweren stuk voor stuk dat zo de eigen economie wordt aangezwengeld. De in naam onafhankelijke centrale banken zwijgen of ontkennen.
Bijvoorbeeld de ECB geeft voor dat de geldverruiming nodig is om de inflatie tot bijna 2% op te voeren, al lukt ook dat niet echt naar de inflatieberekening die de ECB zelf aanhoudt. (33. inflatie)

Maar de exportpositie van economieën van landen zoals Brazilië, Rusland, India, China en veel Aziatische, Afrikaanse, en Zuid Amerikaanse landen wordt ernstig benadeeld door de geldverruimingen in USA, Europa en Japan.


grafiek 49. 02.


4. verval van de dollar

grafiek 49-2

Aan wisselkoersen zit ook een politiek-economische kant. Ruim een halve eeuw is de USdollar de belangrijkste valuta geweest in de wereldhandel. Dominanter dan het pond sterling dat ooit geweest is. Vele grondstoffen worden nog altijd wereldwijd in dollars verrekend, zoals olie.

Ingrijpender is dat vele landen hun eigen munt hebben gekoppeld aan de USdollar. Niet alleen derde-wereldlanden hebben dat in het verleden gedaan, zij het vaak onder politiek-militaire dwang. De USdollar werd dè reserve munt in de wereld. Zowel voor de westerse landen, evenzo voor bijvoorbeeld Vietnam, Brazilië en China. Ook voor de olieproducerende landen in het Midden Oosten, voorzover die onder Amerikaanse invloed staan. Daarmee hebben deze landen zich afhankelijk gemaakt van het monetair beleid van de USA, dat alleen uitgaat van de Amerikaanse economie. Dus als het regent in New York, loopt men in Riyad met een paraplu.

Vanuit Arabische landen en China wordt veel geëxporteerd. Verrekend in USdollars veel meer dan dat er vanuit de USA wordt geïmporteerd. Daardoor ontstond in deze landen een reusachtig overschot aan USdollars. Als meest veilige belegging van zulke inkomsten gelden in zo’n geval staatsleningen. Vanuit de landen die hun munt gekoppeld hebben aan de USdollar,
werd daardoor veel in USdollars behaalde winst belegd in staatsleningen van de USA.

De staatsschuld van de USA -dus de Amerikaanse overbesteding- is daarmee betaald
door de buitenlandse investeerders in staatsleningen van de USA. En zo zijn Chinese beleggingsmaatschappijen al jaren de grootste schuldeisers van de USA overheid.


Het tekort op de handelsbalans, plus de sinds 2006 negatieve kapitaalopbrengsten balans
van de USA beliep in november 2007 rond de $ 700.000 tot $ 800.000 miljoen.
Dat betekent dat er dagelijks $ 2.100 miljoen in de Amerikaanse economie gepompt
wordt om die draaiende te houden.
Een duidelijk geval van Amerikaanse overbesteding.
De oorlogen en binnenlandse belastingverlagingen hebben de Amerikaanse schatkist
veel geld gekost. Het begrotingstekort ligt op ongeveer 6% van het bbp per jaar.
-ter vergelijking: in de EU is maximaal 3% toegestaan-
De staatsschuld van de USA lag eind 2007 boven de $ 9.000.000 miljoen.
Arabische en Aziatische financiële instellingen hebben die staatsschuld opgekocht.
In 2006 was er een vermoeden dat zo’n 20% van deze schuld in China werd beheerd.

De vanaf 2002 relatief dalende USdollar heeft tot gevolg dat de in USdollar betaalde inkomsten van Arabische landen -uit olie- en China afnemen. Dus gaan ze vroeg of laat een andere valuta nemen om in af te rekenen. Een ander effect is dat beleggingen in USA staatsleningen steeds minder waard worden. Dus zullen die langzamerhand afgestoten worden, wat de USdollar verder zal doen dalen. Opvallend is dat de USA zich hier niets aan gelegen laat liggen.
De monetaire politiek van de USA is:
‘onze $ is ,jullie probleem’, en probeert zelfs China te dwingen haar wisselkoersverhouding
tot de dollar te veranderen om zo het USA handelstekort te beperken. (66. handelsakkoord TTIP)

De waardevermindering van staatsschuld in USdollars is de reden dat na 2000 beleggingen vanuit de Arabische olielanden meer gespreid werden naar andere beleggingen en naar andere streken dan het dollar gebied. (56. grondstoffenprijzen)
Kuweitse investeerders begonnen daar al 20 jaar eerder aan.
Kuweit was in 2007 ook het eerste Arabische land dat de koppeling aan de USdollar verbrak.

Tekenend is ook dat Arabische en Aziatische staatsfondsen alleen al in het laatste kwartaal van 2007 meer dan $100.000 miljoen hebben belegd in grote, gerenommeerde westerse banken. Die banken hadden beleggingsfouten gemaakt met onvoldoend gedekte Amerikaanse hypotheken en stuntwerk geleverd door dit buiten hun balans om te financieren met kort kapitaal. Er volgden grote verliezen toen de rente steeg en de financiering niet meer was rond te krijgen. Toen die banken in eerste instantie van de ondergang gered werden door deelnemingen vanuit de opkomende economieën, voerden eerdere aandeelhouders de propaganda dat deze nieuwe investeerders onbetrouwbaar zijn en ze eisten overheidsmaatregelen tegen de nieuwe rivalen. (55. Hollands Glorie)

Na het instorten van de IT hype kalfde de economische macht van de USdollar verder af en verschoof die naar de zogeheten opkomende economieën: China, India, Brazilië en Rusland.
Ook de rol van de USdollar als reserve valuta in de wereld nam af.
Eind 2007 lag de verhouding op 67% voor de $, 23% voor de €.
DIt betekent dat de rest van de wereld minder geneigd is de tekorten van de USA
nog langer te financieren. (JE Stiglitz, ex chef econoom Wereldbank)

conclusie:
Het mondiale reserve valutasysteem wijzigt zich en daarmee verschuiven de politieke machtsverhoudingen tussen staten en de politieke invloedssferen in de wereld.

5. valutahandel

Het is een oude truc om geld te verdienen door de ene muntsoort om te wisselen voor een andere, inplaats van te investeren in de reële economie. De bedoeling is dat die tweede munt in waarde stijgt ten opzichte van de eerste, zodat bij terugwisselen winst wordt gemaakt. Alle multinationals en banken doen dagelijks aan deze handel. In 2007 ging er dagelijks zo'n $ 3.200.000 miljoen aan valuta transacties om. In 2016 al bijna $ 6.000.000 per dag, dat is zo’n 7 keer de jaarlijkse economie van Nederland. De valutaverschillen per dag zijn miniem, zodat alleen wat valt te verdienen door met zulke zeer grote bedragen te schuiven. Zodra er op langere termijn verkeerd gegokt is, kan de schade wel heel groot uitvallen. Verschillende banken en MNO’s zijn daardoor ooit in de problemen gekomen.

Een variatie is de carry trade. In het begin van deze eeuw was het voordelig om Japanse Yens te lenen. Door de in Japan heersende deflatie was de rente op zo’n lening hooguit ½%. Vervolgens werd er gewisseld in een valuta met hoge rente, zoals de Australische dollar destijds:
tegen de 10%. Zelfs bij kleine bedragen was deze handel door het renteverschil na aftrek van bankkosten nog lucratief. Met de uitgebroken vertrouwenskrisis in 2007 is deze beleggingsvorm toen tijdelijk verdwenen, maar halverwege 2008 weer opgekomen.

Valutahandel op grote schaal gaat makkelijk over in politieke manipulatie. George Soros speculeerde destijds met zijn in Curacao gevestigde Quatum Fund het Britse pond uit de Europese muntunie EMU. Zo is het Britse ₤ nooit opgegaan in de €.
Beleggers moeten op een bepaald moment tientallen miljarden in dat Quantum Fund gestopt hebben. Aan de devaluatie in september 1992 van het pond sterling verdiende Soros persoonlijk $ 1.100 miljoen.

Volgens bestuurders van Aziatische banken is dezelfde Soros met een vergelijkbare speculatieve handel een van de aanstichters geweest van de Aziëcrisis in 1997, met als doel het beleid van de Asean te beïnvloeden. Soros was ook de belangrijke financier van de zogeheten oranje revolutie eind 2004 in de Ukraine, bedoeld om aldaar een politieke omwenteling teweeg te brengen.

ga door naar: (6. kapitaalinkomen en investeringen)
april 16

kleine logo