Televisie journaals gebruiken een beursindex zoals AEX of Nasdaq als maat voor de economie.
Dat is onterecht. Zo’n index is het resultaat van beurshandel in aandelen.
Lang niet alle bedrijven geven verhandelbare aandelen uit. Verreweg de meeste niet zelfs.
Grote pakketten aandelen worden langdurig vastgehouden door institutionele beleggers zolang het bedrijf voor langere tijd een redelijk geacht rendement lijkt op te brengen.
Tot dit soort beleggers zijn te rekenen de commerciële verzekeraars, pensioenfondsen, vermogensbeheerders en vooral houdstermaatschappijen. Hedgefunds voeren een heel andere strategie. (53. zwerfkapitaal)
Grote aandelenpakketten in vaste handen bieden het management zekerheid voor blijvende zeggenschap in een bedrijf. Evenals kruisparticipaties tussen heel verschillende bedrijven, die vanuit de geldschieters als risicospreiding zijn bedoeld. Deze verdediging tegen kapitaal van buitenstaanders kan tot omvangrijke conglomeraten en andere belangenkluwens uitgroeien. Dit is nog steeds gebruikelijk in Duitsland, Zweden, Frankrijk, Italië, Spanje, Japan en Zuid Korea.
bedrijfsbelang
Bedrijven geven aandelen uit om het eigen vermogen te vergroten. Op basis van dat eigen vermogen
kunnen ze gebruikelijk 3 tot 4 keer zoveel bankleningen krijgen, die nodig zijn voor investeringen
en als werkkapitaal. Een aandelenuitgifte kan geheel of gedeeltelijk openbaar zijn.
Alleen in dat geval wordt er verhandeld via de aandelenbeurs.
De beurskoers en de winstverwachting worden als maat gebruikt om de waarde van een bedrijf
te bepalen voor kredietverlening en als prijs bij verkoop. Dan is de beurskoers echt van belang
voor het bedrijf. En dat is op zich weer de achtergrond van boekhoudfraudes om daarmee de waarde van
de eigen onderneming op te pompen.
Voorbeelden van zulk al te creatief boekhouden zijn in Nederland: Baan in 1999;
Landis en KPN-Qwest in 2002; Ahold in 2003.
Als de beurskoers van een bedrijf snel en sterk daalt, kan dat betekenen dat de banken extra zekerheden
voor hun leningen verlangen of een andere, duurdere financiering op zetten.
Het bedrijf kan daarmee
aan de rand van de financiële afgrond komen en ieder moment gedwongen worden te sluiten.
Grote schuldeisers willen meestal een doorstart in de hoop nog
iets van hun verlies terug te zien. Andersom kan een bedrijf enorm overgewaardeerd worden.
Tijdens de IT- en telecom hype vanaf 1999 tot in 2000 werden er miljarden betaald op grond van niet meer dan beloften,
illusies en het collectief na-apen van anderen.
beleggers
Een snel wisselende beurswaarde zegt niet zoveel over een bedrijf zelf, maar meer over de inschatting
door beleggers of hun eigen emotionele toestand. Die beleggers worden permanent bestookt met financiële
en politieke propaganda. En op die gronden nemen ze soms de meest merkwaardige beslissingen.
Want een belegger is uit op een voordelig handeltje.
Daaraan zijn de gevolgen voor het betrokken bedrijf ondergeschikt.
Kleine beleggers kunnen op basis van hun geringe aandeel geen invloed uitoefenen
op het bedrijfsbeleid. Zij beleggen voor het dividend, dus hun aandeel in de winst.
Voor sommige beleggers gaat het ook om veranderende beurskoers. Om een slag te slaan
bij verkoop van hun aandelenpakket zodra die kans zich voordoet:
de echte speculatie.
Het betreft hier de 75 grote en kleine in Amsterdam beursgenoteerde bedrijven, in de AEX, plus de AMX index voor kleinere en AScX voor nog kleinere aandelen. Niet het veel en veel groter aantal bedrijven dat zich anders financiert. Als dit voorgesteld dividend over 2019 verdeeld zou worden onder alle werkenden en werklozen in Nederland, dan komt dat neer op € 3.800,- voor ieder. Ruim € 10,- per dag.
Beleggers beperken zich niet tot beleggen in aandelen. Ook staatsleningen; bedrijfs- obligaties, onroerend goed beleggingen; gewoon sparen voor de rente; valutaspeculatie op verschil in wisselkoersen tussen valuta en de verwachte waardedaling of stijging daarvan; rente verschillen per land; beleggen op de goederen termijnmarkten -van goud tot varkensbuiken- en opties op al die zaken komen in aanmerking.
Onder omstandigheden zijn sommige van deze beleggingsvormen winstgevender dan andere. Beleggers springen dan ook vaak heen en weer. Een groot aanbod van aandelen voor een lagere prijs, en het daardoor zakken van een beursindex hoeft niet te betekenen dan dat er even een andere beleggingsvorm in de mode is. Verhoogde noteringen in de grondstoffenmarkt en staatsleningen, gaan vaak samen met lagere noteringen op de aandelenmarkten.
(56. grondstoffenprijzen)
Het verleggen van grote stromen geld van de ene naar de andere beleggingssoort trekt een spoor van vernielingen door specifieke bedrijfstakken. Dit soort crises zijn een steeds terugkomend verschijnsel in een kapitalistische economie. (58. kapitaal chaos)
crash
Toen de IT- en telecom luchtbel vanaf maart 2000 leegliep, verloren sommige beleggers miljarden.
Daaronder ook bedrijven die in het wilde weg -buitenlandse- belangen gekocht hadden en daar bijna
aan ten onder gingen, zoals KPN overkwam. Maar de economie zelf bleef even gezond als tevoren.
Sinds 1995 zijn de Westerse beursindexen enorm gestegen. Op papier hadden beleggers een enorm vermogen
opgebouwd. Al jaren wist iedereen dat het hierbij ging om een zeepbel. Vroeg of laat moest er een einde
komen aan de stijgende koersen. De vraag was alleen nog wanneer. En wie op dat moment de aandelen
heeft die hun waarde verliezen. En daarmee het verlies moet aanvaarden. Gewoon zwarte pieten dus.
Zo stond de | ||
AEX | Nasdaq | |
---|---|---|
in augustus 1995 | 200 | 1000 |
3 september 2000 | 703 | bijna 5000 |
21 september 2001 | 396 | 1500 |
31 december 2002 | 325 | 900 |
27 januari 2003 | 284 | 1325 |
januari 2007 | 495 | 2430 |
juli 2007 | 550 | 2630 |
oktober 2007 | 545 | 2800 |
maart 2009 | 209 | 1323 |
Zo’n beursval kan dan een ramp zijn voor beleggers die zich hadden rijk gerekend,
zoals pensioenfondsen die niet tijdig hun beleggingstrategie aangepast hadden.
(48. pensioenroof)
Sommigen zaten met zwaar verlies als ze op de piek in de zomer 2000 gekocht hadden
en eind 2002 geld nodig hadden en daarom wel moesten verkopen. Hoefden ze niet te verkopen,
dan was er minder aan de hand. Vanaf een jaar later herstelden de beurskoersen zich alweer.
Dan bestaat het verlies voorlopig alleen op papier en wordt tot aan verkoop steeds kleiner.
Aan de andere kant: zo’n mislukte belegging kan grandioos gecompenseerd zijn door beleggingen
die vanaf 2003 zijn gedaan. En speculanten kunnen met opties zelfs verdienen aan neergang van
de aandelenkoersen.
Zoals gezegd, betekent het instorten van beurskoersen nog altijd geen ramp voor de economie zelf. Vanaf 2002 stegen de winsten weer ongeremd snel. (11. nettowinst Nederland)
Het is te gek dat de cao-afhankelijken voor de door speculatie geleden schade van beleggers moeten opdraaien. Toch draait het steeds weer daar op uit.
Keine beleggers lopen met hun kleine vermogen grotere risico’s dan grote kapitaalgroepen. Als deze kleine scharrelaars ook nog belust zijn op winst op korte termijn, zijn ze een makkelijke prooi voor vermogensadviseurs. Banken en beleggingsinstellingen springen in op de permanente onrust van kleine beleggers door steeds nieuwe beleggingsconstructies aan te bieden, tot aan ondoorzichtige financiële derivaten waarvan de kans op rendement ergens tussen statistiek voor gevorderden en het casino inzit.
beurskoers en economie
Aandelenkoersen zeggen niets over de economie.
Ten eerste omdat beursnotering bedrijfsfinanciering op de lange termijn is wat de bedrijven
betreft en een belegging voor institutionele investeerders en speculanten;
Ten tweede omdat het grootste deel van de moederbedrijven die in Nederland werkzaam
zijn helemaal niet (bijvoorbeeld SHV, Rabo, Gasuinie, Heerema, Vion, Damen
Pon, Allseas, VDL, Volker Wessels, Bavaria, Bluewater, Van Oord)
en andere weer slechts ten dele aan de beurs van Amsterdam worden verhandeld;
Ten derde zijn veel bedrijven eigendom van in het buitenland geregistreerde
ondernemingen, waardoor hun toekomst niet is af te lezen aan de stemming
op de Amsterdamse beurs.
Ten vierde hebben de AEX bepalende bedrijven het overgrote deel van hun aktiviteiten
niet eens in Nederland.
Ten vijfde wordt de samenstelling en weging in de AEX index van de 25 grootste
beursgenoteerde aandelen ieder half jaar herzien, dus heeft de hoogte van de AEX
geen betrekking op steeds dezelfde eenheden.
Alleen voor speculatieve beleggers zijn aandelenkoersen interessant als berekening
van hun vermogenspositie.
ASML | 15,05% |
Unilever | 14,64% |
Shell | 11,23% |
Ayden | 6,82% |
Philips | 6,03% |
RELX | 5,72% |
ING | 5,57% |
Prosius | 5,27% |
DSM | 3,58% |
AholdDelhaize | 3,40 |
Heineken | 2,87% |
samen 80% van de AEX | |
De omzet van al deze bedrijven wordt echter overwegend in het buitenland behaald. Hun wel en wee zegt daarmee niets over de specifiek Nederlandse economie. |
Shell | 14,98% |
Unilever | 14,90% |
ING | 11,01% |
ASML | 8,17% |
Unibail-Rodamco | 6,19% |
Philips | 5,85% |
Heineken | 4,56% |
AholdDelhaize | 4,21% |
~70% |
Shell | 15,0% |
Unilever | 13,5% |
ING | 11,8% |
Philips | 7,0% |
ASML | 6,9% |
Unibail-Rodamco | 5,5% |
Dus 6 bedrijven bepalen de AEX voor 59,7%, de volgende 7 zijn goed voor 24,5%: | |
Akzo Nobel | 4,2% |
Ahold | 4,1% |
Aegon | 3,8% |
Heineken | 3,3% |
Arcelor Mittal | 3,3% |
Reed Elsevier | 3,2% |
DSM | 2,6% |
Arcelor heeft niets met Nederland te maken, Shell en Unilever eigenlijk ook niet | |
Hooguit 20% van de activiteiten heeft iets met Nederland te maken. |
Shell | 15,00% |
Unilever | 11,92% |
ING | 11,33% |
Philips | 7,91% |
Arcelor Mittal | 7,36% |
De koers van 5 bedrijven bepaalt de AEX voor 53,52%. | |
Bijna 69% van de AEX wordt bepaald door 8 bedrijven: | |
KPN | 6,24% |
Unibail Rodamco | 4,55% |
ASML | 4,55% |
Arcelor Mittal | 15,5% |
ING | 12,9% |
Shell ’A’ | 16,1% |
Unilever | 8,6% |
Dus de aandelenkoers van deze 4 bedrijven bepaalt de AEX al voor 53,1%. | |
En de koers van 6 bedrijven met voornamelijk activiteiten in het buitenland bepaalt | |
de AEX voor | 65,6%: |
Philips | 6,9% |
Fortis | 5,6% |
ga door naar:(47. sociaal akkoord)