stijging grondstofprijzen | |
maart 2007 - maart 2008 | |
soja | 103% |
tarwe | 134% |
palmolie | 95% |
rijst | 48% |
cacao | 61% |
katoen | 59% |
koffie | 48% |
ijzererts | 65% |
kolen | 52% |
olie | 70% |
gas | 61% |
bron: Bloomberg | |
stijging voedselprijzen | |
mei 2007 - mei 2008 | |
zuivel | 22% |
voedsel | 54% |
bron: CBS |
In 2007 en begin 2008 stegen de prijzen voor energie en voedingsmiddelen snel en hoog.
Daardoor neemt de koopkracht snel af. Toch komt dit niet tot uitdrukking in de cijfers
voor inflatie van het CBSen de voorspellingen van het CPB of de regering.
Want zij rekenen de stijging van energiekosten helemaal niet mee en de prijsstijging
van voedingsmiddelen is maar 10% van het inflatiecijfer CPI.
Het koopkrachtverlies door de prijsstijging van deze eerste levensbehoeften is dus
veel groter dan wordt voorgespiegeld. Mensen met een laag inkomen worden zo het hardst getroffen.
Hoe kwam het dat die prijzen op de wereldmarkt zo snel gestegen zijn?
olie
De wereld olieprijs wordt volgens de dominante neo klasieke markttheorie bepaald
door de verhouding tussen vraag, aanbod en omvang van de voorraad.
In de periode van medio 2007 tot medio 2008 zijn voor olie deze variabelen nauwelijks gewijzigd.
Toch is de prijs voor West Texas Intermediate
op 1 juni 2007 $ 71
op 1 juni 2008 $ 137 voor levering in 2015
Naast speculanten die alleen tijdelijk in partijen olie beleggen, nemen ook de grotere oliemaatschappijen
en oliehandelaren zoals Vitol en Trafigura deel aan de olietermijnhandel.
Alle olieboeren doen dat op z’n minst om zich bij voorbaat in te dekken voor prijsdalingen.
Maar ook omdat de eigendomsstructuur in de oliewinning vanaf de 90er jaren vorige eeuw
sterk is veranderd. Staatsoliemaatschappijen geven steeds minder winningsrechten weg aan
de traditionele oliemaatschappijen. De bekende oliemaatschappijen zoals Exxon Mobil, Shell, Chevron, BP en Total zijn steeds meer
de via joint ventures ingehuurde operator in plaats van
de eigenaar van gas- en olievelden, zoals vroeger. Hierdoor moeten zij voor hun raffinaderijen steeds
meer de ruwe olie op de wereldmarkt opkopen.
In 2008 is vooral de levering over 6 tot 8 jaar duur betaald. Dat kan betekenen dat oliemaatschappijen
verwachten dat het aanboren van nieuwe voorraden duur zal zijn.
En, mochten ze tegen die tijd zelf goedkoper kunnen aanboren, dan is alvast een winstje
veilig gesteld. Maar er zijn meer spelers op de wereldoliemarkt met heel andere belangen.
toelichting op de olieprijs
De Opec bepaalt de olieprijs niet, want Opec landen voorzien hooguit 30% van de olieproduktie in
de wereld.
Dat is al heel lang zo. Van de Opec landen kan alleen Saoedi Arabië de produktie
op korte termijn opvoeren.
Dat is al tientallen jaren zo. De produktiekosten in Saoedi Arabië liggen
in 2008 bij de $5 à $7 per vat.
Eind 2007 gold een wereldolieprijs boven $70 per vat als pure winst.
Opmerkelijk is dat de daghuur voor olietankers sinds 2007 stijgt: er is dus minder scheepsruimte te huur.
Niet door sloop, maar omdat er een hele vloot geladen ligt te wachten als opslag.
Dus wordt er olie vastgehouden.
Oliebedrijven zijn risicomijdend om nieuwe investeringen te doen vanwege de kapitaalkrapte door
het grote onderling wantrouwen tussen kapitaalinstellingen -zoals banken- na het wereldwijd instorten
halverwege 2007
van het doorverkopen van slechte hypotheken en leningen in de USA.
Mede door die tijdelijke kapitaalkrapte zijn investeringsplannen voor raffinaderijen in
de olie-industrie uitgesteld. Aan de andere kant is vooral in de USA tien, vijftien jaar lang
gedesinvesteerd in raffinaderijen om de bezettingsgraad te verhogen.
Beleggers en oliehandelaren speculeren in het eerste halfjaar van 2008 bovenal op daling van de olieprijs.
Oliehandelaren: dekken zich in tegen komende prijsdaling door short te gaan op de termijnmarkt
-een contract afsluiten tegen een nu vastgestelde prijs voor levering veel later-;
Speculanten: gokken op prijsdaling in de verwachting tegen levertijd de benodigde olie lager in
te kunnen kopen dan waarvoor nu is verkocht.
Situatie eind mei 2008: de olieprijs bleef stijgen, een groeiend verlies voor speculanten.
Dus om dit verlies te beperken kochten ze termijncontracten op (shortsqueeze).
Daardoor steeg de olieprijs verder.
De grootste profiteur van de hoge olieprijs is de staat, want de prijs aan de pomp is voor meer
dan 60% accijns
en heffingen. EU staten weigeren iedere accijns verlaging.
In Nederland werd de dieselaccijns in juli 2008 zelfs verhoogd met 3 ct. In 2009 gaan
de inkomsten uit olie en gas royalties met € 12 miljard toenemen.
De inkomsten uit accijns op brandstoffen zullen dan € 13 miljard hoger zijn.
speculatie
Pseudo-wetenschappelijke verhalen zaaien de verwarring, dat speculeren de prijs niet kan beïnvloeden.
Alleen meer vraag of minder aanbod zou de oorzaak zijn van prijsverhoging.
Onzin.
Dat zoveel grondstoffen tegelijk sterk stijgen in prijs kan niet komen door onevenwichtigheden
in vraag en aanbod op al die terreinen tegelijk. Daarvoor zitten de afzonderlijke markten te verschillend
in elkaar en er is nergens sprake van tekorten.
De grondstoffenprijs in iedere markt afzonderlijk wordt bepaald door een relatief klein aantal
tussenhandelaren en speculanten dat alleen geïnteresseerd is in waardevermeerdering op korte termijn
van hun belegging. De fundamenteel belanghebbenden laten zich liefst zo min mogelijk zien op de markt.
Alleen de partijen die verkopen en aankopen maken de prijs op de wereldmarkt.
De rest zit op zijn belegging en volgt het prijsverloop. Een speculant is niet geïnteresseerd
in de belegging zelf, wil die zelfs helemaal nooit geleverd krijgen. Het gaat alleen om de winst die
de handel op kan leveren. Speculanten hebben niets met de zaken waarin ze beleggen en laten zich
dus makkelijk leiden door geruchten.
Prijzen gingen omhoog
bij een aanslag in Nigeria (ongeveer 25% van de voorraad van Shell).
bij ruzie tussen BP en 4 Russische oligarchen
(BP-TKN vertegenwoordigt ongeveer 19% van de voorraad van BP).
bij een waarschuwing voor een hurricane in de Golf van Mexico
bij publiceren van een lager dan gedachte buffervoorraad olie in USA
bij het platleggen van een raffinaderij of pijpleiding, vooral in USA
bij afwaarderen van de waarde van voorraden van oliemaatschappijen
bij het opstoken door de USA van de confrontatie tegen Iran
Prijzen gingen omlaag bij verlaging van subsidie op de consumentenprijs in China en Indonesië.
De gebruikelijke speculatie in grondstoffen wordt in 2008 versterkt door kapitaalvlucht
van Europese en Amerikaanse beleggers -eind 2007, begin2008- uit aandelen naar grondstoffen.
Andere kapitaalgroepen -uit bijvoorbeeld China en de Golfstaten- hebben een enorm valutaoverschot
in USdollars opgebouwd. Om zich in te dekken tegen de al langer gaande waardevermindering
van de $ (49. valuta), verleggen zij hun beleggingen onder andere
naar grondstoffen die wereldwijd in dezelfde USdollars worden verhandeld.
Daarmee stijgt de vraag naar grondstoffen.
Daarna kwam er een hype in vastgoedbeleggingen,
opgevolgd door hedge fund euforie en een hausse op kredietderivaten.
In 2007 volgde een run op de termijnmarkten voor ertsen, metalen, olie en voedingsmiddelen.
Het verleggen van grote stromen geld van de ene naar de andere beleggingssoort trekt
een spoor van vernielingen door specifieke bedrijfstakken en regionale economieën.
Dit soort crises zijn een steeds terugkomend verschijnsel in een kapitalistische economie.
Een langdurige hype in beleggen in grondstoffen kan leiden tot energie tekorten
in het Noorden en massale hongersnood in het Zuiden van de wereld. (54. beurskoers)
Speculatie via termijnmarkten versterkt prijsschommelingen.
Snelle prijsstijgingen in grondstoffen ontregelen economieën. Dit gebeurde begin 2008 bijvoorbeeld
in Argentinië na een exportverbod op maïs naar aanleiding van de stijgende
maïsprijs op de wereldmarkt. Ook rijstexporterende landen zoals India en Egypte
kondigden een exportverbod af, wat bijvoorbeeld in de Filippijnen voedselschaarste veroorzaakte.
voeding
Op de grondstoffenmarkt voor voedsel hebben boeren geen vat op de prijs en de consumenten ook niet.
Opkopers, tussenhandelaren en speculanten wel. Intussen is wel de wereldmarktprijs door
de speculatieve handel zo ver opgejaagd, dat in 2008 duizenden, zoniet miljoenen mensen,
niet meer in hun levensbehoeften kunnen voorzien. Tussenhandelaren zijn multinationals
zoals bijvoorbeeld Cargill, Bunge en Archer Daniëls Midland. Maar ook zakenbanken zoals Goldman Sachs.
Speculatie in voeding is niets nieuws. In de Nederlandse geschiedenisboekjes wordt 1566 als
het Hongerjaar vermeld. Er wordt nog steeds beweerd dat destijds de Sont voor schepen uit
de Nederlanden gesloten was, waardoor de aanvoer van graan uit Polen, de Baltische
en Scandinavische landen niet mogelijk zou zijn. Toch was er in de Nederlanden destijds helemaal
geen gebrek aan graan. De pakhuizen in de toenmalig belangrijkste handelsstad Antwerpen zaten zelfs vol.
Maar het graan werd niet verkocht om zo de prijs verder op te drijven. Dat leidde tot hongeroproeren.
Op de termijnmarkt Chicago werd eind mei 2008 iedere dag 10× de wereldwijde produktie van maïs, soja en tarwe doorverhandeld. De enige verklaring hiervoor is dat speculanten met enorm grote fondsen tot hun beschikking lichte prijsveranderingen dag op dag aangrijpen om daarmee winst
te behalen.
De wereldvoorraden in rijst en graan zijn in 2007 en 2008 weliswaar geslonken, maar er is geen tekort. Australië had twee uitzonderlijk droge jaren, waardoor de tarweoogst tegenviel.
Ook de zuivelproduktie nam daardoor in Australië af. Dat leidde ertoe dat zuivelboeren in Europa hun quotum verhoogden, omdat de boete daarvoor een stuk lager was dan de gestegen wereldprijs
voor melk.
India kende in 2007 een misoogst in rijst; in Bangladesh ging in 2008 een rijstoogst verloren door overstromingen, in Birma door een typhoon. En toch kan dat de prijsstijging niet verklaren,
want dergelijke rampen komen ieder jaar ergens ter wereld voor.
Veel Aziatische landen kennen 2 tot 3 rijstoogsten per jaar, dus deze ramp voor de getroffen boeren raakt de wereldmarkt nauwelijks. Een ander probleem is dat door de hogere olieprijs ook de prijs
van kunstmest is verdubbeld.
Er bestaan termijnmarkten voor voedsel waar geld verdiend wordt met handel.
Toegegeven, er wordt op de termijnmarkten ook geld verloren. Dat is nu net het Zwarte Pieten spel van de speculanten onderling. In juli 2008 stelde ABN Amro 3 longturbo beleggingsfondsen open voor intekening die speculeren op prijsverhogingen van rijst en 2 shortturbo’s die speculeren op prijsverlaging van rijst.
Een groot deel van die handel heeft niets te maken met voedselvoorziening, wel met winst behalen
op de handel
ijzererts
IJzererts en kolen worden niet verhandeld op termijnmarkten, maar direkt geleverd.
Gebruik is dat ieder jaar de leveringscontracten worden vernieuwd.
De markt in ijzererts is nagenoeg monopolistisch.
3 bedrijven beheersen 80% van het wereldaanbod en bepalen dus de prijs:
Rio Tinto, Broken Hill Properties - Billiton en Vale do Rio Doce.
Vale do Rio Doce verhoogde in februari 2008 de contracten met 65% tot 71% naar $140
per ton. RioTinto verhoogde het ijzerertscontract met Boa Steel ingaande april 2008 afhankelijk
van de kwaliteit met 80% tot 97%. In juni 2008 doet ijzererts op de spotmarkt $185 per ton.
kolen
Kolen worden naast de drie grote mijnbedrijven, ook door heel veel andere geleverd.
Omdat er voor kolen geen termijnmarkt bestaat, proberen grote afnemers van kolen
(hoogovens en energiebedrijven) aandelen in kolenmijnen en -bedrijven te kopen,
om zo als aandeelhouder een leveringsplicht af te dwingen.
De strijd om de kolenmijnen jaagt de prijs voor die mijnmaatschappijen op.
En zo indirekt ook de prijs voor steenkool.
wel schaarste aan beleggingsmogelijkheden voor overvloedig kapitaal
veroorzaakt de stijging van de grondstoffenprijzen
ontwrichten lokale economieën en handelsverhoudingen
van de bevolking wereldwijd.
Half augustus 2008 kwam de prijs voor de beste kwaliteit exportrijst ruim 80% hoger uit dan in juni,
wat voor de voedsel situatie van meer dan de helft van de wereldbevolking rampzalig is.
De USdollar is in dezelfde tijd ten opzichte van de €uro met 6% gestegen.
De aandelen indexen zijn een paar % vooruitgegaan. De tienjaars rente is gedaald.
De prijs voor ruwe olie ging in 1 maand 24% achteruit; koper is in 3 maanden 21% goedkoper geworden;
goud in 4 maanden 22%; platina in 7 maanden 49%; zilver in dezelfde tijd 42%.
Dit betekent dat de grote kapitalen die bij gebrek aan vertrouwen in andere beleggingen
-daaronder de USdollar- massaal op voedsel en andere grondstoffen zijn gezet,
in de zomer van 2008 voor een deel weer in andere beleggingsmogelijkheden zijn gestoken.
De prijzen van vooral voedsel zijn echter op een fors hoger nivo blijven steken dan voor deze rally.