bulletin XVI
Vlak voor de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2006 voorspelt het CPB dat de economische groei snel zal toenemen naar 2,75% in 2006 en 3% in 2007. Een paar weken later komt het verhaal dat het deel van het nationaal inkomen dat naar het kapitaal gaat, onverwacht sterk vooruit is gegaan en dat het nog verder zal stijgen (30 AIQ en KIQ):
Dat begin 2006 de investeringen door bedrijven toenemen, zegt niet veel meer dan dat er in eerdere jaren nog meer werd onttrokken aan de Nederlandse economie. (8. winst en kapitaalexport)
Waarom dit soort voorspellingen?
Omdat er Tweede Kamer verkiezingen aankomen. En de huidige regeringspartijen CDA en VVD
willen graag goede sier maken met economische ontwikkelingen waar ze nauwelijks vat op hebben.
Op de loonhoogte wel natuurlijk. Als een van de slechtste werkgevers houden ze actief
de lonen laag van het Rijkspersoneel. (36. overheids cao's)
En via het overleg in de Stichting van de Arbeid en met voorjaars- en najaarsoverleggen
en tussendoortjes wordt er druk op de vakcentrales uitgeoefend om dat na te volgen.
(47. sociaal akkoord)
Voor 2006 belooft men daarmee de loonkosten met 1¾% te verlagen.
De winstbelasting gaat verder omlaag via 29,6% naar 25,5% in 2007 voor het grootbedrijf
-dus effectief onder 20%-
Het kleinbedrijf betaalt over de eerste € 25.000 winst voortaan slechts 20% belasting.
Over royalties hoeft nog maar 15% worden afgedragen.
Over rente bij multinationals 5% inplaats van de huidige 10%.
En de dividendbelasting gaat van 25% naar 15%.
En ondernemers die inkomstenbelasting betalen, krijgen 10% vrijstelling.
Nederland wordt steeds sterker een internationaal belastingparadijs.
(63. belastingparadijs)
Daar wordt onder andere een meevaller in de gasbaten voor aangesproken.
In alle media is de conclusie dan: het gaat dus goed met de economie. Fout.
Het gaat goed voor de ondernemers en andere lieden die er personeel op na houden.
Maar het werkvolk zelf? De koopkracht zal vooruitgaan, voorspelt het CPB.
In 2006 gaan de cao afhankelijken er 1½% op vooruit en in 2007 wordt 1¾% beloofd.
Maar wel moeten er in beide jaren door de geldontwaarding minstens 1¼% worden ingeleverd.
En dan worden de stijgende energiekosten niet eens meegerekend
.
Hoe kan de koopkracht dan veel vooruitgaan? Dat kan dus gewoon niet waar zijn.
(5. loon & koopkracht)
De voorstelling van zaken door het CPB in de lente van 2006 gaat uit van een politieke wenselijkheid.
De werkelijkheid voor cao afhankelijken is anders. Nu al is duidelijk dat de waarde van de dollar
op € 0,83 hoogst onzeker is en de verwachting dat de ruwe olieprijs in 2007 weer zal dalen
-tot onder $55 per vat- ach, het is zeer onwaarschijnlijk.
Pas in de zomer van 2007, na de verkiezingen, worden deze schattingen realistischer bijgesteld.
En op dat moment is dat weer een reden om op te roepen tot loonmatiging.
(25. loonmatiging)
In maart 2006 wordt bij de banken gesteld dat er voor cao afhankelijken geen verhoging in zal zitten,
maar wel meer werkgelegenheid. Ondernemersvoorzitter Wientjes vond bij het voorjaarsoverleg 2006
een koopkrachtdiscussie al ongewenst, maar verlangt wel een groter consumentenvertrouwen.
In Nederlands: meer loon betaal ik je niet, maar je moet wel meer kopen.
Verzwegen wordt dat de schuldpositie van Nederlanders erg hoog is -vergeleken met andere EU landen-
en dat de stijgende hypotheekrente de koopkracht sterk zal verminderen.
opgesteld door vice-voorzitter Herman Tjeenk Willink
25 jaar verzelfstandiging, privatisering
en beëindigen van publieke taken.
Dat heeft geleid tot:
1. terugtreden van politiek bestuur en
2. verschraling van inhoudelijke deskundigheid binnen het bestuur.
3. de continuïteit is zoek geraakt.
Anders gezegd: het beleid is zwalkend.
Binnen de overheid heerst een groeiende nadruk op management, beheer, toezicht.
Dus regelzucht en repressie.
Het evenwicht binnen het bestuur tussen bestuurders, beleidsambtenaren en uitvoerders is verstoord.
Deze gescheiden terreinen lopen steeds meer door elkaar.
De overheidsburokratie hoort dienend te zijn, geen eigen produkt te leveren,
geen eigen waarden te kennen.
De overheid moet geen doel in zich zijn.
Produkten, kosten toedeling, prestatiemeting en afrekenen, het zijn begrippen in de huidige burokratisch-bedrijfsmatige logica, waarmee de scheiding tussen uitvoerend bestuur, wetgeving en rechtspraak is aangetast. Dat is strijdig met de professionele eisen. En komt steeds minder overeen met de maatschappelijke werkelijkheid van de burgers, de professionele werkelijkheid van de uitvoerders en de politieke werkelijkheid van politieke partijen.
Het politieke primaat verliest terrein bij gebrek aan -verschil in- visie op de maatschappij, de rol van de overheid daarin en de politieke verantwoordelijkheid daarvoor.
De rechtsvormende taak van de wetgever en het bestuur nemen af. Daarmee neemt de legitimatie voor de overheid af.
De huidige overheidspraktijk staat haaks op de eigen verantwoordelijkheid van de burger
en de pretentie van maatwerk door de uitvoerders.
Dat is de groeiende kloof tussen overheid en burger.
En dat moet worden doorbroken. Die kloof moet worden teruggedrongen.
De prijs - kwaliteit verhouding van de overheid is een groot politiek probleem. Het openbaar bestuur lijdt al jaren aan verlaging van zorgvuldigheid en in kwaliteit. Natuurlijk is dat een opmerking van mopperige zuurpruimen. Maar ook een constatering van een projectontwikkelaar. Ed Nozeman, werkzaam geweest bij ING Real Estate, constateert een toenemend gebrek aan deskundig tegenspel. Ziet dat zijn beroepsgroep steeds meer mogelijkheden krijgt door een toenemende onprofessionaliteit binnen het overheidsapparaat. (HFD 200505)
Het politiek verantwoordelijk bestuur is vaak onbekwaam. Veel bombarie over nieuwe plannen, weinig aandacht voor onvolkomenheden in de uitvoering van bestaand beleid, of niet gehaalde doelstellingen.
- de gedwongen verzelfstandiging van woningcorporaties, waarop ruim 10 jaar later wordt geprobeerd alsnog hun vermogen af te romen.
- voormalige corporaties en andere huiseigenaren te dwingen tot bijdrage aan de huursubsidie dit heeft niets meer met volkshuisvesting of liberalisering te maken, alleen maar het ad-hoc volgen van hypes.
Onder invloed van de vierjaarlijkse herverkiezing en toenemend interim management,
hanteert het bestuur in het publiek domein een steeds kortere horizon.
Immers, de persoonlijke houdbaarheid reikt slechts tot aan de volgende verkiezingen.
Dus 1 jaar inwerken en voorbereiden, 1½ jaar nieuw beleid en 1½ jaar rust voor de volgende verkiezingen.
En zelfs dat lukt niet altijd meer: in 2005 is 1 op de 4 wethouders halverwege de rit afgehaakt.
Maar er is meer aan de hand. In de praktijk wordt het midden-management nooit geconfronteerd met
de gevolgen van de zelf in gang gestelde maatregelen. Zodra de rampzalige tekortkomingen in
dat beleid duidelijk worden, zitten de verantwoordelijken daarvoor al weer hoog en droog op
een andere baan. Dit soort management, los van institutioneel vakmanschap of de doelstelling
van de organisatie, beheerst al de musea, de gezondheidszorg, het onderwijs, en een deel van de overheid.
Dit soort publiek bestuur heeft het bestaan om enerzijds in het wilde weg te liberaliseren en anderzijds
-tegelijkertijd en op hetzelfde terrein- een enorm burokratisch controle apparaat op te bouwen.
Denk aan de AFM, NMa, Dte, Opta.
Opmerkelijk is dat het gebrek aan professionaliteit in publieke organisaties geweten wordt
aan een vermeend achterblijvende beloning van het management vergeleken met de topbanen in de marktsector.
(20. moeilijk doen over hoger loon)
Niet aan een gebrek aan maatschappelijk verantwoordingsgevoel.
Ook niet aan tekortschietende organisatiediscipline. Bijgevolg neemt de ongelijkheid in inkomens toe.
(19. forse loonsverhoging normale zaak)
De overheden huren steeds vaker interim managers en consultants in. Zo wordt maar al te graag
de politieke verantwoordelijkheid voor analyse en beleid afgeschoven naar externe buro’s.
Aan de andere kant worden deze buro’s weer bevolkt door (ex)overheidsdienaren.
De unieke situatie doet zich voor dat deze overheidsconsultants steeds meer de opdrachtgever blijken
te zijn van die buro’s. Het gevolg is dat wetgeving en uitvoering door elkaar gehaspeld worden.
Gegarandeerd dat dit mis gaat lopen.
(observatie van Peter Felix ex partner van consultant Boer & Croon, HFD 081105-2)
Daarbij komt dat meer dan de helft van de volksvertegenwoordigers in raden en parlement een ambtelijke nevenbaan of achtergrond heeft. Alles bij elkaar levert dit een politieke inteelt op tussen ambtenarij, bestuur en parlementaire organen. Bovendien een culturele en intellectuele armoede, die leidt naar een technocratische regentenkaste. Hier ligt de oorzaak voor het ongestraft te buiten gaan aan hobbyisme en prestigeprojekten.
- liberalisering onderschat naar traject en resultaat
- tempo te hoog
- besluiten chaotisch
- wetgeving rammelend en naïef
- eigendomskwestie veronachtzaamd
- geen politieke sturing
- geen oog voor publiek belang
rapport Clingendael: ‘30 jaar Ned energie beleid’, HFD 170505-1+3 - onbekend met bestaande regelgeving en de werking daarvan
- onkunde gemaskeerd met politiek machtsvertoon
- geen scheiding commerciële en publieke taak
In deze cultuur borrelen makkelijk voorstellen op om loonsverlagingen door te voeren voor het geminacht uitvoerend personeel. In wollig Haags spraakgebruik heet dat “liberalisering van de arbeidsmarkt”. In de praktijk komt concurrentie op arbeidsvoorwaarden bij verzelfstandigde overheidsbedrijven al voor, zoals in het openbaar vervoer bij overgang van treinverbindingen naar streekvervoerbedrijven.
Een ander voorbeeld van zelfoverschatting: Jan Willem Oosterwijk, de voorzitter van
het Centraal Economisch Comité meent stellig dat de begroting veiliger is in ambtelijke handen,
en dat regeringsbeleid in feite beperkt dient te blijven tot de door hem en zijn kornuiten
vastgelegde ruimte.(51. wie heeft de macht)
Ook is hij van mening dat de bevolking nog veel
te veel vrijheid heeft om het leven naar eigen inzicht in te delen. (ESB januari 2006)
Dat kan niet langer in een flexibele maatschappij. Ontslagbescherming? Uit de tijd.
Werkloosheidsuitkeringen? Weg ermee. Wat pensioen? Doorwerken.
(48. pensioenroof)
Veelzeggender dan zijn op schrift gestelde opvatting zelf, is nog dat deze niet weersproken werd door de gevestigde politieke partijen.
de voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Ralph Pans, maakt zich serieus zorgen over
de kloof tussen overheid en burger:
“de burger is met andere vraagstukken bezig; is kritischer geworden; stelt hogere eisen aan
de dienstverlening; ziet te weinig ruimte voor sturing vanuit de samenleving; de overheid komt niet toe
aan oplossing van de echte problemen”
de secretaris generaal van VROM, voormalig PvdA voorzitster Marjanne Sint stelt daar lifestyle gebabbel
tegenover:
“de kloof tussen burger en overheid, ligt aan de transitiefase van postindustrieel naar
de grenzeloze netwerk samenleving, daardoor zijn mensen de weg kwijt”
de mens als gebruiksartikel
bedrijven
Investeringen in Nederland door bedrijven in de marktsector blijven al jaren achter bij de
gemaakte winsten (6. kapitaalinkomen & investeringen).
Liever dan te investeren in kapitaalgoederen,
worden de schulden afbetaald, het eigen vermogen versterkt ten koste van vreemd vermogen
en winsten uitgekeerd als dividend. Dat dividend wordt vervolgens door de aandeelhouders
de hele wereld over gestuurd op zoek naar hoger rendement. Als private equity -risicovolle
aanmerkelijke beleggingen buiten de aandelenmarkt om-. Vanaf 2005 is het beleggen met geleend geld
door de durfkapitaalfondsen een zo ver opgehemeld modeverschijnsel, dat op termijn het instorten
van deze hype kan worden verwacht, en dus weer kapitaalvernietiging. Want de truc werkt alleen
bij voortdurend stijgende beurskoersen.
In het topmanagement in de marktsector worden steeds kortere beleidsdoelen gesteld van slechts een paar jaar. Dat hangt samen met steeds kortere contractperiodes. Neem als voorbeeld Philips. Bij iedere nieuwe voorzitter wordt het eerst twee of drie jaar saneren, desnoods met verlies, om hoge winstcijfers te kunnen laten zien tegen de tijd dat het persoonlijk contract verlengd moet worden. Daarbij worden gunstige resultaten gebracht als de verdienste van het management, lager personeel wordt puur als bedrijfsmiddel gezien.
Vele ondernemers in Nederland proberen nog altijd de bedrijfskosten te drukken door de lonen omlaag
te brengen. Zo werden pas in de lente van 2006 cao’s afgesloten, die al in 2004 hadden moeten ingaan.
2 jaar succesvolle sabotage door de werkgever. Philips Semiconductors verlangt 12% inleveren.
Voorstellen om nieuw personeel 20% tot 30% minder te betalen zijn zonder blikken of blozen gedaan,
zoals bij Vopak, de HEMA en de modewinkels.
(27. nieuwe cao ronde)
Slecht management is een nationaal probleem, zei René Paas nog vlak na zijn aantreden als voorzitter
van het CNV.
- door de lage kwaliteit van hun opmerkingen, tonen ze inhoudelijk geen overzicht te hebben;
- ze stellen graag de persoon voorop, niet de taak;
- beroepen zich eerder op hun positie, dan op deugdelijke argumenten;
- in de politiek zijn ze een groot deel van de tijd bezig met herverkiezing;
- zolang anderen hen dekken, houden ze het vooral in het grootbedrijf jaren uit;
- bij de (semi-)overheid is dat helaas eerder regel dan uitzondering;
- de relatie tussen beloning en bestuurskwaliteit is niet transparant, dus is een omgekeerd evenredige verhouding waarschijnlijk
Ondernemers in bijvoorbeeld de procesindustrie ontdekken in 2006 plotseling ‘krapte op de arbeidsmarkt’ en ‘gebrek aan goed personeel’. Het wordt gebracht alsof de schuld bij de werkenden en werklozen ligt. Niet bij de ondernemers die te beroerd zijn geweest om vakwerk te betalen, en de opleiding voor de door hen gewenste specialisten zelf ter hand te nemen. Het zijn regelrechte smoezen om personeel uit Midden Europa aan te trekken, om vervolgens die mensen weer onder te betalen. Door er misbruik van te maken van dat zij hun rechten in Nederland niet kennen. Voor deze mensen wordt geen pensioenpremie betaald en vaak ook geen premie voor de sociale zekerheid, want, wie dwingt dat voor hen af? Op z’n best worden ze op minimumloon gezet, meestal zelfs dat niet. Er zijn gevallen bekend -bij gerenommeerde bedrijven- dat er € 1.50 per uur wordt betaald voor de onderhoudsploegen. Vroeger zijn ook al eens mensen uit Italië, Spanje, Joegoslavië, Marokko en Turkije hierheen gelokt. Met de vergelijkbare smoezen van ondernemers: de mensen zouden het zelf zo willen.
Bovenal spreekt hieruit een verregaande minachting voor werkende mensen in het algemeen. Personeel wordt ongegeneerd geminacht en behandeld als een gebruiksartikel dat nog te duur is ook. Werkgelegenheid is alleen nog een begrip om daarmee overheidssubsidie binnen te halen. (42. werkgelegenheid)
de politieke toestand
De tragiek van de politiek na de jaren 70 is dat het politiek debat inhoudelijk steeds verder vervlakte.
Degenen die er baat bij hebben om loonafhankelijken en uitkeringsgerechtigden neer
te zetten als profiteurs, kregen de overhand. Daarmee werd de praktijk gedekt om vrijbaan te geven
aan wat door moet gaan voor de vrije markt.
De verzwakking van de positie van loonafhankelijken, gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden
werd in de 90er jaren bevestigd toen Wim Kok trots meldde dat zijn PvdA
de ideologische veren had afgeschud. Het FNV trok zich in het verlengde daarvan terug
op inkomensvraagstukken. Daarmee maakten deze politieke organisaties duidelijk
de fundamentele maatschappelijke belangentegenstellingen niet meer te willen begrijpen.
Alle verhalen over andere sociale stelsels zoals Scandinavische modellen zijn slechts rookgordijnen
waarachter het voltrekken van de werkelijke politiek-economische machtsverschuiving wordt verhuld.
Gelijk op met de neergang van de pretentie van een maakbare samenleving, ging een afname van de kwaliteit
van bestuur. De samenleving, daar werd zeer veel over gepraat, maar niet meer dan dat.
Veel drukte over waarden en normen op micro nivo, de ontwikkelingen zelf in de maatschappij,
die liet men op z’n beloop. Een vooral op de eigen overheidsorganisatie gericht beleid bleef.
Met budgettering en begrotingsfetisjisme, herkenbaar aan het sturen op cijfers en verwaarlozen
van inhoudelijk vakmanschap.
Als gevolg worden in het overheidsbeleid de inwoners van Nederland er onbeschaamd op ingedeeld
of ze economisch nut hebben of niet.
Dat iedereen uiteindelijk het liefst zijn eigen leven naar eigen inzicht wil indelen, maar de meesten
daar niet eens de kans meer voor krijgen, dat realiseren zich nog maar weinigen. Het lijkt als luxe
voorbehouden aan degenen die zich deel van de elite wanen.
De staatsschuld is van 1994 tot en met 2005 met 25% teruggebracht. Ten koste van een kaalslag in de sociale zekerheid, dat was duidelijk merkbaar. Maar wat nooit zo opviel: ook ten koste van het eigen vermogen. Het CEP 2006 geeft van 1974 tot en met 2005 een achteruitgang in vermogen van de staat met 40%.
- het gaat om vermindering van de aardgasvoorraad van 90% naar 20% van het bbp.
- na 1983 is met overheidsbezuinigingen sterk ingeteerd op de infrastructuur - vooral op de waterwegen en spoorlijnen -; openbaar vervoer wordt afgebouwd; op gebouwen gedesinvesteerd; en administratieve systemen uitbesteed.
- veel grote staatsbedrijven zijn verkocht puur om de opbrengst en woningcorporaties zijn
verzelfstandigd. In 1994 beliep de waarde van aandelen nog 45% van het bbp,
in 2005 slechts 29%.
alternatieven?
Wouter Bos zegt als PvdA lijsttrekker in november 2005 dat hij zorgen heeft
over 2 miljoen kanslozen in Nederland. Dit in het kader van de verkiezingen in 2006
en dat “dit land zoveel beter kan”. Toch, hij doet niets met die vlaag van inzicht.
Want zijn oplossing zet de boel op z’n kop:
‘de moderne werknemer moet flexibel zijn, onzekerheden accepteren’.
En daarom is soepeler ontslagrecht nodig, beweert hij.
Wiens kant kiest hij dan? Jawel, die van de werkgevers. En vooral de kortzichtigen onder hen.
Milton Friedman werd destijds met zijn economische opvattingen in zijn “platte wereld” al
door Thatcher bewonderd. Labour premier Blair neemt ook verrassend veel van hem over.
PvdA coryfee Wouter Bos volgt klakkeloos en dat is jammer. (hfd 121205-7)
De kern in Friedman’s benadering is dat hij er niet omheen draait dat een mens economisch gezien
een produktieartikel is. Het vervelende aan Friedman is dat hij voorstelt dat de mens dan ook sociaal
zo gebruikt moet worden. In het verlengde stellen Blair en Bos dat het op dit moment
economisch noodzakelijk is dat het gebruiksartikel “Mens” optimaal inwisselbaar moet zijn.
Het ideaal is een flexibele werknemer: overal inzetbaar. Na ontslag gaat de werkloze
zich verplicht bijscholen, om opgewaardeerd en wel, weer optimaal economisch dienstbaar te zijn.
Dus: òf gekneed worden naar de wens van de ondernemer, òf je wordt voorgoed gedumpt.
Dat moet je vooral niet zien als dwang, maar als een vrijwillige persoonlijke
verantwoordelijkheid tegenover de gemeenschap.
In het verlengde daarvan moeten ook de werkenden hun eigen inzetbaarheid op peil houden.
Net zo worden werklozen neergezet als types die heropgevoed moeten worden, opdat ze zich maatschappelijk nuttig zullen maken.
Van de ideale werknemer wordt geen specialisme verlangd en hij hoeft ook geen brede belangstelling
te hebben. Inzicht, vernuft en intellect, daar zijn managers voor. De ideale werknemer
moet bovenal bruikbaar zijn. En gehoorzaam, maar dat wordt er niet bij gezegd.
Dus: de mens als wegwerpartikel.
Tegelijkertijd vooronderstelt Friedman in zijn maatschappijmodel een sterke overheid,
die èn een tijdelijk sociaal vangnet biedt èn de gedwongen scholing verzorgt.
Hoe dat geregeld wordt blijft onduidelijk bij hem en dus laat Bos beide weg.
De overblijvende verlaging van de sociale zekerheden, zoals Wouter Bos voorstaat,
toont meteen zijn politieke gemakzucht. Want de problemen van de permanente maatschappelijke
verandering worden daardoor bij de ongeorganiseerde werkenden en uitkeringsgerechtigden gelegd
en uiteindelijk vooral bij diegenen die maar net het hoofd boven water kunnen houden.
Lobbyende, behoudende ondernemers, zij worden door Wouter Bos beschermd.
Hij pleitte destijds als assistent van Zalm al voor de verlaging van hun winstbelasting,
zoals die nu uitgevoerd wordt.
Hoezo Skandinavisch model ?
Zweden had in de 90er jaren een probleem op de financiële markten en loste dat op door de economie
te liberaliseren en open te gooien.
Denemarken heeft de afgelopen 10 jaar het recht op sociale uitkeringen sterk ingeperkt.
Bovendien wijkt het Deens belasting- en sociaalstelsel sterk af van de rest van Europa.
Werkloosheidspremie komt geheel voor de werkenden, het is een persoonsgebonden verzekering.
In beide landen is cijfermatig de werkloosheid afgenomen, maar dat betekent
nog geen hoge arbeidsdeelname. Want nu is daar het ziekteverzuim heel hoog.
Netspar congres 27 / 28 april 2006
Eind april 2006 huilt Wouter Bos mee met de spraakmakende wolven in het bos: werkende mensen moeten makkelijker worden gedumpt en de pensioenleeftijd kan best verhoogd worden. Zo maakt de PvdA zich inwisselbaar met de CDA / VVD combinatie. Net zoals in 2003. De PvdA liftte in de herfst van 2004 nog wel even mee met de vakbondsakties tegen een regeringsbeleid dat de rol van de vakbeweging dreigde in te perken. In 2006 stelt de PvdA alweer verdergaande uitkleding van de arbeidsvoorwaarden voor. Een zeer flexibele opstelling.