openbreken
Waarom moest het aanvullend pensioenstelsel ook alweer verbouwd worden?
1. Om de loonkosten voor bedrijven en overheid te verlagen.
2. Om commerciële verzekeraars ruim toegang te geven tot de € 30.000 miljoen
pensioen premie die per jaar wordt ingehouden op het loon.
(bulletin LXII wat pensioen akkoord)
De strijd gaat om het beheer van een vermogen van € 1.500.000 miljoen, bijna twee keer
de omvang van de Nederlandse economie. Of dat genoeg is of niet om de pensioenen
te betalen, is onderhevig aan politiek gestuurde, steeds bijgestelde regelgeving.
Met als belangrijkste de wettelijk opgelegde rekenrente.
(48-3. pensioenroof 2014-2016)
Deze rekenrente is een dagkoers waarvan beweerd wordt dat die de grootste zekerheid
biedt dat over 40 jaar nog pensioen uitgekeerd kan worden.
kruimels
Is er in juni 2019 een pensioenakkoord gesloten?
1. Nou nee. Er is overeengekomen om het huidig stelsel voor het aanvullend
pensioen open te breken.
Maar hoe het er straks dan wel uit zal gaan zien,
blijft onduidelijk. Dat moet nog uitonderhandeld worden.
Dit gaat zo maar anderhalf tot twee jaar duren.
2. O ja, de regering heeft de verhoging van de AOW leeftijd voor twee jaar
bevroren. Om dat op tijd wettelijk geregeld te krijgen, dus vóór 1 juli,
heeft de vakbondsleiding onder tijdsdruk op bijna al haar andere punten
ingeleverd. Tussendoor is voor zzp’ers nog wel een arbeidsongeschiktheids-
verzekering afgesproken. Maar ja, dat heeft weer niets met pensioenen
te maken.
CNV 79% vóór het akkoord.
FNV referendum opkomst 37%, nog nooit zo hoog,
daarvan 75% vóór het akkoord.
ledenparlement volgde het referendum met 80%.
VCP gemiddeld 80% vóór het akkoord.
doormodderen
Hoe het pensioenstelsel precies de nek wordt omgedraaid, is vooruitgeschoven naar een schimmige
overlegstructuur op diverse nivo’s tegelijkertijd. Dat wordt een proces van doormodderen en ruziën.
Begin juli 2019 is de formele procedure vastgesteld.
1. Een grote stuurgroep: met 9 leden van 1 vertegenwoordiger van elk
FNV, CNV en VCP,1 van lobby grote bedrijven VNO, 1 van de lobby
kleine bedrijven MKB, 1 van de lobby agrarische bedrijven LTO en
3 van de regering; Toegevoegd zijn 5 adviserende leden: toezichthouder
Nederlandse Bank DNB, regeringsvoorspelmachine Centraal Planburo CPB,
Autoriteit Financiële Markten AFM,het Verbond van Verzekeraars en iemand
van de koepel Pensioen Federatie.
2. Eenvoorbereidingsgroep, die kant en klaar voorstellen doet, die door
de stuurgroep beoordeeld moeten worden. Hierin kan van alles zijn
opgenomen. hooggeleerde experts, ambtenaren van de ministeries,
lobbyisten Zen andereoals willekeurige spraakmakers. De regering
wil er alvast zzp organisties
3. bij hebben. Een nog onbekend aantal klankbordgroepen, zoals bijvoorbeeld
ouderen en jongeren organisaties.
Als de stuurgroep niet tot een besluit komt, wordt teruggevallen op het ouderwets drie partijen gevecht tussen regering, VNO en de vakbondstoppen. Maar een ander konijn uit de hoed blijft altijd mogelijk.
In deze structuur is een overmacht aan voorstanders van de bedoelingen van topambtenaren, regering en bedrijven ingebouwd. Met veel mogelijkheden tot manipuleren om de eisen te blokkeren waarvoor vakbondsleden de straat opgingen en staakten.
En dat is nog niet eens alles.
De pensioenfondsen, ook de bedrijfstakpensioenfondsen, mogen zelf gaan kiezen tussen 2 varianten:
A. Het nog onduidelijk nieuw collectief pensioencontract:
• Werkenden en gepensioneerden blijven de beleggingsrisico’s met
elkaar delen.
• Het bedrijf betaalt een vaste premie, ongeacht hoe het pensioenfonds er
voor staat.
• Geen kortingen bij een premiedekkingsgraad boven de 100%.
Valstrik: dit is een andere dekkingsgraad
dan die maandelijks gepubliceerd wordt.
Het gaat het erom of de premie inleg de verplichtingen dekt.
In 2019 meestal niet het geval.
• De fondsen mogen langere tijd dan nu een tekort hebben.
mogen pensioenfondsen hun buffer aanspreken.
Maar helaas, vele pensioenfondsen hebben nauwelijks buffers meer:
ABP, Z&W, PMT, PME en vele andere hebben half 2019
een beleidsdekkingsgraad rond of onder de 100%.
In dat geval moet de werknemers premie omhoog, maar die is nu vaak
al meer dan het loon van 1 dag in de week. òf er moet gekort
worden.
Dus zijn we blij gemaakt met een dode mus.
• De pensioenuitkering gaat mee bewegen met de grillen op de financiële
markten.
Daarmee zijn we toch bij geluk- en pechgeneraties aangekomen.
B. De beschikbare premieregeling, gelijk aan het verzekeraars model:
• Het bedrijf betaalt een vaste premie, ongeacht hoe het pensioenfonds
er voor staat.
• Persoonlijke potjes per deelnemer, geen doorsneesystematiek.
• Belegging tegenvallers zijn voor rekening van de deelnemer.
• Er mag één keer 10% van de inleg weer uitgetild worden.
Alleen bedrijfspensioenfondsen kennen een bijstort verplichting voor het “‘moeder’ bedrijf,
in het geval dat het fondsvermogen te laag is om de verplichtingen na te komen.
Precies daarom hebben Shell en Unilever al enkele jaren geleden een tweede pensioenfonds
zonder bijstortverplichting opgezet voor nieuw personeel.
Binnen de fondsbesturen moet deze keuzestrijd de komende jaren uitgevochten worden door de personeelsvertegenwoordigers.
Bij de bedrijfstakpensioenfondsen ABP en Z&W tegen de helft van het bestuur dat door de regering is aangestuurd.
Bij PME, PMT en Bouw tegen de helft van het bestuur dat door de bedrijven is aangewezen.
Het bedrijfsmanagement maakt straks uit of de pensioenen worden
ondergebracht bij een pensioenfonds of bij een verzekeraar.
Alleen bij de bedrijfstakpensioenfondsen zal een bestuur nog bakkeleien over het
gewenste pensioenmodel.
Tot slot moet er ook nog wetgeving komen die een en ander vastlegt. Dat zal pas na
de volgende Tweede Kamer verkiezingen zijn, onder een nieuwe regering. Daarvoor moeten
vele fracties bewerkt worden. Want zowel fracties uit de coalitie als enkele in de oppositie verklaarden
zich nog ongezien al vóór het akkoord. Omdat ze hoe dan ook een ander pensioenstelsel wensen.
Al een paar dagen na het zogenaamde akkoord heeft DNB als toezichthouder
op de pensioenfondsen nieuwe marges gesteld en daarmee dit hele overlegcircus gepasseerd.
En zo is het beste pensioenstelsel ter wereld met valse argumenten en onder politieke druk op de helling gezet.
(48-5. pensioenroof 2018 verborgen agenda)
conclusie:
DNB wenst in het nieuwe pensioenstelsel het verzekeraarsmodel dat een pensioen afhankelijk stelt van de beleggingsopbrengst op de ingelegde premie. Vele gepensioneerden leverde dat een grote teleurstelling op.
Zij kregen een veel lager pensioen dan ooit gedacht. Want commerciële uitvoerders maken winst door de levensverwachting 5 tot 7 jaar hoger te zetten dan dat het CBS en het Actuarieel Genootschap aangeven.
Klachten hierover zijn afgewezen. Volgens het klachteninstituut Kifid is dit het normale,
commerciële verdienmodel binnen de financiële sector.
open einden
Begin juni 2019 blijken een paar essentiële zaken nog steeds niet te zijn geregeld in wat door moet gaan
voor een akkoord.
1. De wettelijk opgelegde rekenrente maakt of breekt een pensioenfonds.
Al sinds jaren hebben toezichthouder DNB en regering ingezet op het breken
van het pensioenstelsel zoals door de kunstmatige rekenrente heel laag
vast te stellen.
(48-4. pensioenen in problemen gebracht)
Vele bestuurders van pensioenfondsen zijn door DNB afgekeurd. Alleen
wie ingevoerd is in de mores van het financieel stelsel is toegelaten.
De kosten voor beheer en verantwoording aan DNB zijn enorm opgeschroefd.
Dit heeft ertoe geleid dat vele pensioenfondsen voor de uitvoering zijn
samengegaan met andere of zijn ondergebracht
bij commerciële verzekeringsmaatschappijen
In 1997 waren er nog 1060 pensioenfondsen, eind 2018 nog maar 240,
waarvan er 35 van plan zijn op te gaan in een ander pensioenfonds.
Tegelijkertijd wordt commerciële verzekeraars een veel gunstiger Europese Eiopa rekenrente toegekend. Als we in september 2018 die Eiopa rente toepassen op de grote pensioenfondsen, zouden PME en PMT in 2020 nog niet hoeven korten op de uitkeringen
Om kortingen in 2020 op de uitkeringen te voorkomen hoopten veel pensioenfondsen op
een ruimere rekenrente dan de door de Nederlandse Bank DNB voorgeschreven kunstmatig geconstrueerde
marktrente. Ook de vakbondsleidingen blijven aandringen op een andere rekenrente. Echter:
• Kort na het akkoord meldde de regering al niet over een andere rekenrente
te willen praten.
• Een paar dagen later komt de nieuwe rekenrente af die vanaf 2020 gebruikt
moet worden bij herstelplannen: de dekkingsgraden gaan met 2,5% of meer
omlaag en pensioenfondsen moeten nog eerder korten dan tot nu toe.
De regering gaf de commissie Dijsselbloem opdracht de rekenrente voor de komende 5 jaar vast te stellen. Zo dicht mogelijk bij de marktrente.
Deze Commissie Parameters - met een hoog CPB en Netspar gehalte- stelt in haar oneindige
helderziendheid dat de prijsinflatie op 1,9% zal liggen, looninflatie op 2,3% en beleggingsresultaten
moeten 1,1% lager verrekend worden bij herstelplannen: op maximaal
5,6%. Gevolg is dat de rekenrente en andere aannames bijgesteld moeten worden.
De dekkingsgraden gaan gemiddeld 2,5% achteruit;
indexatie gaat pas in bij een 2,7% hogere dekkingsgraad;
gekort moet er veel eerder, gemiddeld bij een 6,5% hogere dekkingsgraad dan nu.
Uiteraard namen DNB en regering dit door hen zelf voorgekookte advies meteen over.
Al in 2020 moet hier mee gewerkt worden bij de verplichte herstelplannen voor fondsen in onderdekking.
Met deze regelgeving kan indexatie bij 4 van de grootste pensioenfondsen en vele andere fondsen
in de komende jaren helemaal vergeten worden.
In 12 jaar is de koopkracht van het aanvullend pensioen vaak met 17% of meer gedaald door de niet
gecompenseerde geldontwaarding. Het gebruikte inflatiecijfer van het CBS is slechts een indicatie,
de werkelijke inflatie lag hoger, daarmee is het werkelijk koopkrachtverlies ook groter.
conclusie:
op afbouw van het solidair stelsel
rekenrente op 2,5% stellen is best mogelijk
Op basis van de huidige marktrente stelt toezichthouder DNB iedere maand opnieuw
het renteverloop vast voor de komende 60 jaar. De rente termijnstructuur heet dat. Bij het berekenen
van de dekkingsgraden gebiedt DNB de pensioenfondsen van deze renteontwikkeling uit te gaan.
In augustus 2019 zag die er zo uit:
De huidige rentetermijnstructuur die de DNB verplicht stelt, is echter niet gebaseerd op marktrente, zoals beweerd wordt. De geldverruiiming door de ECB (onder andere in het kader van de internationale valuta oorlog en om overheden aan goedkope herfinanciering te helpen) verstoort iedere reële marktwerking.
Noorwegen 2,6%
België 2,7%
Duitsland 3,3%
Toegegeven, in die andere Europese landen heeft het kapitaalgedekt
pensioenstelsel minder omvang.
En toch, zouden ze daar nu echt zoveel dommer bezig zijn dan onze
toezichthouder DNB, de Nederlandse Bank?
Of ons ministerie van Sociale Zaken?
De toezichthouder heeft een maatstaf gevonden die een zo laag mogelijke rekenrente oplevert,
zodat het bestaande pensioenstelsel als rampzalig weggezet kon worden. Het breed uitgemeten begeleidend
propaganda offensief via de media luidt dat ouderen de pensioenpot
nu willen leeghalen met behulp van
de vakbonden en dat er straks voor jongeren niets meer overblijft. Met deze valse voorstelling van zaken
is bereikt dat velen ieder vertrouwen in het pensioenstelsel hebben verloren. Dat was ook de bedoeling.
De aandelen crash van 2001 bood het voorwendsel om van eindloon naar middelloon te bezuinigen. Vanaf 2006 is er verder gesleuteld aan de pensioen regelgeving.
In 2007 werd de grondslag voor de rekenrente veranderd.
De financiële chaos 2008 is gebruikt om de wettelijke rekenrente manipuleerbaar te maken.
In 2011 bij de eurocrisis nog eens herhaald. Vanaf 2012 een andere rekenrente grondslag.
In 2014 is het financieel toetsingskader gewijzigd.
In januari 2015 werd de beleidsdekkingsgraad ingevoerd. De pensioenwet van 2015 geeft DNB de vrije hand, de rekenrente wordt voortaan maandelijks bijgesteld, met aanmerkelijke rekenrente wijzigingen in 2015 en 2016.
Een veilige rekenmaatstaf is beter op basis van andere macro economische gegevens vast
te stellen dan op een getrukeerde rentestand. Bijvoorbeeeld is er als langjarige trend in de Nederlandse economie
een groei van tegen de 2%, bij een inflatie van meer dan 1%.
Van 1998 tot en met 2018 samen gemiddeld 3,7%.
Om de waarde van het pensioenvermogen vast te houden, voldoet dan een rekenrente van 2,5%.
Verzet tegen deze grondslag voor een hogere rekenrente komt alleen uit politiek ideologische hoek en vanuit de commerciële verzekeraars. De vakbeweging vraagt om zo’n realistischer rekenrente. De regering of de Tweede Kamer kunnen ten alle tijde daartoe besluiten. Het is uitsluitend een kwestie van politieke onwil bij de kiesverenigingen.
Ook het ministerie van Sociale Zaken bezondigt zich aan misinformatie met bijvoorbeeld de onderstaande presentatie aan Tweede Kamer leden:
Tegelijkertijd toont deze grafiek aan hoe schadelijk het is geweest dat in de 90er jaren regering
en bedrijfsmanagers de vermogens van bedrijfstak-pensioenfondsen afroomden en daarna de vereiste premies
te laag vaststelden.
De pensioendeelnemers zijn toen bestolen.
En nu -ruim 20, 25 jaar later- krijgen de pensioenspaarders van de dieven te horen
dat het hele pensioenstelsel nog steeds niet deugt.
ECB geeft eind november 2019 een eigen berekening van de gevolgen van haar beleid. Met vooral het opkoopbeleid en vaststellen van de depositorente is de 10jaars marktrente met 1,6% verlaagd.
In november lag de gemanipuleerde 10jaarsrente voor Nederland op -0,23%.
Zonder de ECB manipulatie zou de 10jaars marktrente dus op +1,4% staan.
Onder de DNB regels komen dan de dekkingsgraden voor de meeste pensioenfondsen zoveel hoger uit dat er helemaal geen kortingen nodig zijn. Zelfs een begin van indexatie is mogelijk.
Maar DNB en regering baseren de rekenrente liever op een gemanipuleerde rente.
conclusie:
Toezichthouder DNB wil perse een persoonlijk pensioenvermogen.
Beweert in publicaties dat daarmee een welvaartswinst tot wel 6% wordt behaald.
Verzwijgt daarbij alvast de hogere uitvoeringskosten.
Hiermee keert DNB zich openlijk tegen het stelsel van solidariteit tussen de generaties.
DNB gaat voor een pensioenstelsel van geluk- en pechgeneraties.
2. Afschaffen van de doorsneesystematiek was door de regering
al in 2016 voorzien voor 2020.
De schade voor pensioendeelnemers ouder dan 45 jaar werd toen
door het CPB op € 100.000 miljoen gesteld. Later werd daar € 60.000 miljoen
van gemaakt.
De regering heeft in juli 2016 als compensatie nog fiscale maatregelen toegezegd ter waarde van maximaal € 40.000 miljoen. Nooit meer iets van gehoord. Op het ministerie SZ wordt nu gesteld dat er helemaal geen compensatie zal komen. Dat de pensioenfondsen het gat uit de premie moeten aanvullen. Het vermogen aanspreken gaat niet, want daarmee gaat de dekkingsgraad omlaag. Voor de deelnemers is dit een sigaar uit eigen doos. De overheid zette hier vaker op in als het om pensioen gaat. (36. overheid cao)
Met het afschaffen van de doorsneesystematiek, zonder daarvoor compensatie te leveren, gaat òf de spaarpot voor een deel in rook op, òf de premie moet omhoog. Of beide.
Een hogere premie maakt het pensioen al snel onbetaalbaar, dus stappen deelnemers liefst over naar een goedkoper pensioenfonds.
Bij lagere premie inkomsten loopt op den duur zo’n pensioenfonds leeg.
Doordat er geen compensatie is overeengekomen over de doorsneesystematiek,
wordt de vermogenspositie uitgehold van de pensioenfondsen met een fondsbestuur
dat toch het nieuwe collectief pensioencontract overeind wil houden.
‘Vanzelf’ blijft dan op den duur het beschikbare-premie-stelsel van verzekeraars als enige over.
conclusie:
3. Drie jaar vroegpensioen zonder boete voor mensen in zware beroepen.
Is voor 5 jaar mogelijk gemaakt. Maar alleen voor de eerste
€ 19.000 bruto per jaar.
Die € 19.000 is wel erg laag. En hoe gaat het verder na 5 jaar? Daarover komt nog een onderzoek
samen met werkgeversorganisaties: ‘AOW na 45 dienstjaren’. Daarna moet het
in de cao geregeld worden. De bondsonderhandelaars moeten dit dus straks uitvechten met
de onwillige werkgeversonderhandelaars van bijvoorbeeld het AWVN.
We weten allemaal dat cao onderhandelingen de laatste jaren steeds stroever verlopen.
Zowel overheid als bedrijven sturen halsstarrig aan op verlaging van de loonkosten.
(40-3. loonmatiging is het verdienmodel)
Ook dit jaar, ondanks alweer stijgende winsten, zijn werkgevers niet eens bereid de geldontwaarding
te compenseren. Diverse bedrijven weren zelfs bonden bij cao onderhandelingen.
(11. winst in Nederland)
In de detailhandel en het winkelbedrijf weigerden de bedrijven jarenlang cao’s af te sluiten.
In de metaal moet steeds weer langdurig gestaakt worden voordat er een klein beetje loon bij komt. Het zelfde staat te gebeuren in de ziekenhuizen.
Ook in het onderwijs en de zorg worden de leerkrachten niet gehoord.
In het streekvervoer moest zelfs gestaakt worden voordat er een plaspauze werd toegekend.
In de vleesindustrie mocht er alleen buiten werktijd geplast worden.
Hoe eenvoudig is het dan om bij de cao onderhandelingen ook nog afspraken te maken over het vroegpensioen?
conclusie:
slechtbetaalden hebben na pensionering
ruim 6 jaar korter gezond te leven
Omdat ze korter gezond te leven hebben, daarom moeten mensen met de slecht betaalde,
vaak lichamelijk zware beroepen eerder met pensioen kunnen.
In 2018 kwam het verschil in gezonde jaren na pensionering gemiddeld uit op 6 jaar en 4 maanden ten opzichte van de beter betaalde banen.
gezonde jaren na pensioen
cbs 160819 | cbs 070819 | ||
2015/18 | mannen | gemiddeld | |
na 65 jaar | doorleven | gezonde jaren | met pensioen |
slecht betaald | 17j + 4m | 10j | 65j + 6m |
beter betaald | 22j + 5m | 15j + 8m | 64j +10m |
2015/18 | mannen | ||
na pensionering | doorleven | gezonde jaren |
slecht betaald | 16j + 10m | 9j + 6m |
beter betaald | 22j + 7m | 15j + 10m |
verschil na pensionering voor slecht betaalde mannen 2018
korter leven | 5j + 9m |
korter gezond | 6j + 4m |
conclusie:
4. AOW leeftijd bevriezen op
66 jaar. Hier is niets van terecht gekomen.
In 2019 lag de AOW leeftijd al op 66 jaar en 4 maanden.
Alleen om te bezuinigen op de uitgaven heeft de regering erop ingezet de AOW leeftijd te verhogen. Totaal niet geïnteresseerd in de kwaliteit van leven voor gepensioneerden. Gemiddeld 18 jaar en 3 maanden doorleven als gepensioneerde moet genoeg zijn, is het beleid.
2020 66 jaar + 4 mnd, scheelt 4 mnd
2021 66 jaar + 4 mnd, scheelt 8 mnd
2022 66 jaar + 7 mnd, scheelt 8 mnd
2023 66 jaar + 10 mnd, scheelt 5 mnd
2024 67 jaar, scheelt slechts 3 mnd
Gaat met ingang van 2025 de levensverwachting 1 jaar vooruit?
Dan wordt de AOW leeftijd met 8 maanden opgeschoven.
Eerder ging het CPB uit van AOW op 71 jaar en 3 maanden in 2060. In 2019 gaat het CPB ervan uit dat de AOW in 2060 op 69 jaar en 6 maanden komt.
Van deze Europese landen heeft de Nederlandse regering de meeste haast gehad om de pensioenleeftijd te verhogen. Bezuinigen op de kwaliteit van leven in een van de rijkste landen in de wereld.
De politieke wil ontbreekt om ons en onze kinderen een fatsoenlijke en gezonde oude dag te gunnen.
In 2016 werd na pensionering statistisch nog 19 jaar, 9 maanden en 2 weken doorgeleefd.
Maar de ambtelijke top in Nederland vond dat economisch nutteloos en dus te duur. 18 jaar en 3 maanden
gepensioneerd doorleven moest in 2020 voldoende zijn, vond men.
(51. wie heeft de macht)
Volgzaam verhoogt de regering de AOW leeftijd verder. Zodat we langer moeten doorwerken dan in andere
belangrijke economieën binnen de EU.
In de praktijk doen afgebrande mensen daardoor een groter beroep op zorg, WIA en bijstand.
De AOW werd oorspronkelijk betaald uit een omslagstelsel. Het AOW fonds is echter oneigenlijk gebruikt
voor andere zaken. Zo lijkt het alsof de AOW steeds meer betaald
wordt uit de algemene belastingpot.
Een vals argument om te bezuinigen op de AOW.
(52. plundering volksverzekeringen)
Bovendien is een steeds grotere groep werkenden vrijgesteld van premieafdracht aan het AOW fonds. Maar deze mensen blijven vanaf hun pensioenleeftijd wel recht houden op een AOW uitkering. (65. zzp misbruikt)
Door de uitdijende lage lonen sector bouwen steeds minder mensen een aanvullend pensioen op. Een groter deel van de bevolking wordt daardoor na pensionering afhankelijk van uitsluitend een AOW uitkering.
conclusie:
Nibud indexaties & kortingen
ABP | Z&W | PME | PMT | Bouw | gemiddeld | |
2011 | 0% | 0% | 0% | 0% | ||
2012 | 0% | 0% | 0% | 0% | ||
2013 | 0% | 0% | -5,1% | -6,3% | 0% | -0,8% |
2014 | 0% | 0,94% | -0,5% | -0,4% | 0,15% | -0,2% |
2015 | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | 0,2% |
2016 | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | |
2017 | 0% | 0% | 0% | 0% | 0,59% | 0,2% |
2018 | 0% | 0% | 0% | 0% | 0,59% | 0,2% |
2019 | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | |
2010 -2019 totaal | -0,6% |
Volgens Nibud hebben de kortingen en het achterblijven van de indexatie een alleenstaande van 2010 naar 2019
zomaar tegen de €300,- per maand kunnen schelen.
CBS berekeningen geven aan dat van 2008 naar 2020 de koopkracht van het ABP pensioen met 21,7% is achteruitgegaan.
De koopkracht van Z&W verloor 24,8%. Pensioenfonds Bouw miste 9% aan indexatie.
kortingen
De vijf grootste pensioenfondsen met een collectief pensioencontract zijn goed voor ruim
de helft van het pensioenvermogen in Nederland. Zij staan er eind december 2019 als volgt voor:
De dekkingsgraad is gebaseerd op de rekenrente, afgeleid van een geconstrueerde marktrente die niet meer is dan een dagkoers. Hiermee wordt bepaald in welke mate een pensioenfonds de komende 40 jaar tot 50 jaar zijn verplichtingen kan nakomen.
De beleidsdekkingsgraad is een gemiddelde over de laatste 12 maanden.
Deze zal in het nog bestaande stelsel bepalen of er gekort wordt op de pensioenuitkering of niet.
Voor PMT en PME komt die afrekening eind 2019, voor ABP en Z&W eind 2020.
Maar de toezichthouder stelt dat bij een dekkingsgraad onder de respektievelijk 95% en 94% de buffers nooit meer binnen 10 jaar weer worden opgebouwd. In dat geval ook voor ABP en Z&W al in 2020 korten. Terwijl het rendement op de beleggingen, waaruit de toekomstige pensioenen betaald moeten worden, er nog steeds goed uitziet.
De voor 2020 verplicht gestelde rekenrente en andere voorschriften werken echter rampzalig uit voor de pensioenuitkeringen, zeker zolang de rentestand zo laag blijft als halverwege 2019.
lag in juli 2019 op -0,1%
en daarna nog lager.
(67. staatsschuld)
1. De dekkingsgraad van ABP, Z&W, PMT en PME liggen bij de nog geldende
rekenrente tussen de 95% en 97%, dus hebben deze fondsen helemaal
geen buffers en kunnen daar ook niet op interen.
Erger nog, voor de afspraak in juni 2019 dat er bij een beleidsdekkingsgraad
boven de 100% niet gekort hoeft te worden, dreigt voor 4 van de 5 grootste pensioenfondsen voorbij te gaan.
2. De gewijzigde rekenrente van de commissie Dijsselbloem is in opdracht
van de regering zo dicht mogelijk bij de door ECB verstoorde marktrente
gelegd, waardoor de rekenrente op dit moment nog weer lager uitkomt.
Bijgevolg gaan de dekkingsgraden als de zeer lage rentestand in juli 2019 aanhoudt nog verder omlaag, tot ver onder de 95%.
Daarbij komt dat de grenzen waarop gekort moet worden, per 1 januari 2020 zijn opgetrokken. Voor ABP van 90% naar 95%, bij Z&W van 88% naar 94%.
Dus moeten ook deze twee pensioenfondsen misschien al in 2020 korten op de pensioenuitkeringen.
3. De pensioen premie zal omhoog moeten om weer voldoende vereist
vermogen op te bouwen. De werkgevers hebben bedongen vrij te blijven
van verhoging van hun premiedeel, dus zal de hogere premie
uit het brutoloon moeten komen.
Dat terwijl de loonhoogte door de werkgevers op of onder de inflatie wordt gehouden.
Gevolg is koopkrachtverlies van de werkenden.
(05. koopkracht en loon)
dekkingsgraad lag eind mei 2019 op 97,4%
Dijsselbloem maakt daarvan 93,2%
In het herstelplan voor de komende 10 jaar moet vanaf 2020 met de rekenrente van
Dijsselbloem worden gerekend. Voor PMT moet dan de premie omhoog van 22,5%
naar 25,7%. Dat betekent zo'n 6 uur per week werken voor je pensioen.
Onder het nieuwe pensioencontract moet de premie kostendekkend zijn op basis
van de rekenrente in plaats van de verwachte rendementen.
Bij de huidige rentestand is dan een premie nodig van 34,9%.
Dat is rekening gehouden met franchise, bijna 1 dag in de week werken voor je pensioen.
Dit maakt pensioenopbouw onbetaalbaar.
Ja, en dat was nou net de bedoeling.
De premie voor het ABP pensioen ligt in 2019 en 2020 al op 24,9%. Voor Z&W op 23,5%. Pensioenfonds Bouw verhoogt in 2020 de premie naar 22,2%.
4. Naast premieverhoging is korting op de pensioenuitkeringen een
ander middel om de vermogenspositie van een pensioenfonds
op het voorgeschreven hoger peil te brengen.
Bij veel pensioenfondsen zijn die kortingen een stuk dichterbij gekomen dan tot nu toe gedacht.
Voor gepensioneerden een gevoelig koopkrachtverlies, opgelegd door toezichthouder DNB. Pas op:
ook de werkenden krijgen dezelfde korting, maar dan op hun pensioen opbouw !
heeft DNB alweer nieuwe kaders gesteld
waaraan pensioenfondsen moeten voldoen
marktrente
Een verhoging van 1% voor de marktrente kan de dekkingsgraden zomaar weer 7% tot 10% hoger zetten.
Maar eigenlijk hebben we de laatste jaren helemaal niet met een marktrente te maken. De centrale banken FED
in de USA, ECB in de eurozone en BoJ in Japan, hebben jarenlang een beleid van monetaire geldverruiming
gevoerd. Deze bewuste marktverstoring zet de rente op de kapitaalmarkt ongekend laag.
(58-2 kredietchaos 7 jaar later)
Het ECB beleid is om ook komend jaar de reusachtige bulk staats- en bedrijfsobligaties aan te blijven houden.
Zolang daardoor het rentenivo zo laag blijft als nu, en onder de huidige regelgeving:
• maken verdere premieverhogingen bij gelijktijdige kortingen het pensioen voor
werkenden onbetaalbaar. Deelnemers zullen liever overstappen op een andere
pensioenvorm zodra de mogelijkheid zich voordoet.
De lagere premieinkomsten maakt dat een fonds zo op den duur
‘vanzelf’ leegloopt.
het pensioenfonds bouw.
Veroorzaakt doordat in de bouw 60.000 mensen via koppelbazen werken
op buitenlandse detacheringscontracten.
• is het voor besturen van de pensioenfondsen zeer verleidelijk om het collectief
en solidair pensioencontract in te wisselen voor het beschikbare-premie-
model van de commerciële verzekeraars.
conclusie:
door de nieuwe regelgeving op termijn uitgefaseerd
Hoe dit akkoord tot stand kwam, ga naar:
(47.-1. sociaal akkoord -pensioen akkoord 2019)
Voor wat hieraan vooraf ging en de verborgen agenda, ga naar:
(48-5 pensioenroof 2018)
Een eerder pensioenakkoord en ook toen al gerommel met de rekenrente, is te vinden op:
(48-2 pensioenroof 2007-2013)